maandag 11 februari 2019

Rerun: Beelden geven



Bij deze laatste rerundonderdag van dit seizoen (die loopt van verjaardag tot verjaardag) een stuk waar ik vorig jaar een aantal positieve reacties op heb gekregen. Engels is namelijk een vak waar ik dol op ben, maar waarvan ik mij terdege realiseer dat er leerlingen zijn die er moeite mee hebben. Daar staan niet alle docenten bij stil, want lets face it: je wordt docent van een vak omdat je erg van dat vak houdt. En dan is het weleens moeilijk om je in te leven in een leerling die minder goed in is. Ik heb gemerkt dat het kan helpen om zelf af en toe iets te doen waar je moeite mee hebt. Nou ja, daar gaat dit blog dus over.

Ik ben een mens van woorden. Geschreven of uitgesproken, het is mij om het even, maar ik ben van de woorden. Ik hou van lezen, schrijven, praten, vertellen. Van boeken, gedichten, muziekteksten, toneel, goede gesprekken. Voor mij zit er veel schoonheid in het woord en die vorm van schoonheid resoneert het meest in mij. Geen toeval dat ik juf werd in een taal leren.
Natuurlijk kan ik ook genieten van muziek, geuren en van een mooi schilderij, maar op de een of andere manier zijn het woorden die het snelst iets in mij raken.

Beelden
Je hebt ook beelddenkers. Mensen die niet veel kunnen met woorden en omschrijvingen, maar die ergens iets bij moeten zien. Ik vind dat soms lastig. Mijn man is er zo een. Geen toeval dat die man van mij beeldend kunstenaar is. Hij ziet de schoonheid van beelden en vormen en woorden doen hem een stuk minder. Hij kan bijvoorbeeld enorm genieten van van die heel langzame jaren zeventig films. Het beeld alleen is voor hem genoeg, mij gaat het te langzaam, te weinig dialoog. Of monoloog voor mijn part, in elk geval te weinig woorden.

Nu is het zo dat op een Vrijeschool leerlingen op verschillende manieren worden aangesproken. (Had ik daar al eens eerder over verteld? ;-) ) We doen aan verhalen vertellen en gedichten reciteren en schrijven, de woordenkant zeg maar. Maar ook aan textiel, hout, metaal, tekenen, het beeldendeel. En ook nog aan dans en euritmie en toneel en muziek, die allemaal weer andere delen van de mens aanspreken en combinaties zijn van diverse aspecten. 

Voor mij is dit mooi, maar in mijn vak blijven de woorden gewoon overheersend, want dat is immers waar een taal uit is opgebouwd.
Voor beelddenkende kinderen kan dit moeilijk zijn, een obstakel zelfs. En dat begrijp ik heel goed. Het is verdraaid lastig als je iets moet doen wat van nature minder in je zit.

Zweten
Ik heb dat elk jaar als ik aan het begin van het schooljaar een beeld moet geven. Bij ons is dat namelijk traditie. De gymzaal is gevuld met een stuk of tien, twaalf klassen en om de beurt komen de mentoren voor de groep staan en geven een beeld. Dit is een weliswaar verteld beeld, maar dat is iets anders dan een verhaal. Het is de bedoeling dat je met woorden een beeld schept dat de klas meeneemt het nieuwe schooljaar in. Een startpunt waar vanuit verder gegaan kan worden. 

En ik vind dat verdraaid moeilijk. Een verhaal vertellen, dat kan ik. Een toneeltje doen desnoods ook wel. Met zweet in de bilnaad, dat wel, maar eigenlijk vind ik een beetje toneel ook hartstikke leuk, dus geen probleem. Maar hoe schep je een beeld?

Bron: Pixabay.com


Ik heb er over vergaderd, nagedacht, besproken met ervaren antroposofische collega's, maar het wordt niet makkelijker. Toch doe ik het. Het hoort erbij en dus sla ik me er doorheen, blij dat het maar een keer per jaar hoeft.


Begrip

Het helpt me om begrip te hebben voor die beelddenkende en dyslectische leerlingen die bij mij elke dag met al die vervelende woorden te maken hebben. Daarom laat ik ze af en toe ook woorden tekenen, probeer ik hen een beetje tegemoet te komen. Een maatschappij waarin woorden zo belangrijk zijn is voor sommige kinderen al lastig genoeg.

Aanstaande maandag volgt hier de conclusie van het tweede jaar juf Jolanda blogt.




donderdag 7 februari 2019

Rerun: Worden wie ik ben


Vandaag in de rerundonderdag weer een blog dat al eerder verscheen. In dit geval in november 2017. Na de vorige berichten die wat minder positief van toon waren dan je van deze juf gewend bent vond ik dat het wel weer eens tijd werd voor een stukje over een leuk aspect van lesgeven. Bij dezen!


Eigenlijk geldt wat ik vorige keer schreef over leerlingen ook een beetje voor mijzelf als docent.

Ik heb een fijne en goede opleiding gehad. Mijn eerste jaar was in 1999-2000, mijn tweede jaar – door de komst van mijn oudste dochter een lange pauze genomen – in 2006-2007 en uiteindelijk ben ik begin 2011 afgestudeerd. Ik werkte toen al een tijdje en heb waanzinnig veel geleerd uit de praktijk.

Wat ik leerde
Ik leerde goed uit te leggen, hoe ik cijfers moest berekenen, hoe om te gaan met faalangstige kinderen, met boze ouders en nare collega's (die er gelukkig bijna niet waren, maar degene die ik tegen kwam... Vertel ik nog wel eens). Ik leerde hoe ik een betrokken mentor kon zijn, leerde om te gaan met weinig energie in combinatie met een gezin en een veeleisende baan en hoe ik in gedachten uit kon 'zonen' tijdens oeverloos saaie vergaderingen.

Ik leerde te genieten van kleine dingen, leerde om streng te zijn en de orde te bewaren en welke kennismakingsspelletjes leuk zijn om te doen met een verse groep brugklassers. Ik leerde hoe fijn het is om samen te werken met lieve collega's, hoe de methodes in elkaar zitten, hoe ik mijn creativiteit kon gebruiken bij het ontwikkelen van nieuw lesmateriaal en hoe ik vervolgens diezelfde creativiteit aan moest spreken om te zorgen dat de dingen die ik had bedacht pasten binnen de retestrakke planning die er was.

Ik leerde dus veel sinds ik in 2009 begon met lesgeven. Maar pas op mijn huidige school leerde ik om steeds meer de docent te zijn die ik echt ben.

Ontwikkelstof
Ik leerde om mij kwetsbaar op te stellen, om niet gewoon verhalen te vertellen, maar er een stukje van mijn eigen ziel in te leggen. Pas nu kan en durf ik mezelf te laten zien, ook in zaken waar ik onzeker over ben. Ik kwam er en passant achter dat ik grammatica goed kan uitleggen, maar dat grammaticaonderwijs eigenlijk van nul en generlei waarde is. Nu pas kan ik mijn creativiteit echt benutten en durf ik dingen te doen waarvan ik eerder dacht dat dat niet kon op een middelbare school.

Bron: Pixabay.com

Dit past bij de antroposofische visie op onderwijs. De lesstof is niet zozeer leerstof als wel ontwikkelstof. De leerling wordt als wezen gezien met lichaam, geest en ziel, en de docent dus ook. Er wordt van de docenten verwacht om met hun hele wezen voor de klas te staan en dat is wat ik doe. Het wil niet zeggen dat ik nu 'klaar' ben, want ontwikkeling gaat een heel leven door. Maar ik ben steeds meer bezig te worden wie ik als mens en als docent ben. 

Elke werkdag is een stukje ontwikkelstof in dat proces.






donderdag 24 januari 2019

Rerun: Blij ei


Iedereen die denkt dat ik altijd een blij ei ben: dat klopt. Meestal. Dat blijkt maar weer uit dit stuk uit 2017 dat vandaag in de herhaling gaat.

Een deel van de antroposofische onderwijsvisie houdt in de docent enorm belangrijk is. Hij of zij dient positief en enthousiast te zijn, voor het vak en ten opzichte van de leerlingen. Bovendien wordt er verwacht dat je kunstzinnig en creatief lesgeeft.

Mij kost dit over het algemeen weinig moeite. Ik vind het namelijk echt leuk om les te geven en ben oprecht enthousiast over wat ik doe. Heerlijk, dat reciteren, luisteren naar mooie liedjes, in gesprek gaan met de klas, verhalen vertellen. Ik ben kunstzinnig en creatief, de lessen die ik ontwikkel zijn dat ook zoveel mogelijk en als je het leuk vind wat je doet is het niet moeilijk om enthousiast te zijn.

Bron: Pixabay.com
Fijne combi
Ik vind Engels een prachtige taal en geschiedenis (laten mijn lerarenopleiders het niet horen) zo mogelijk een nog mooier vak. Daarnaast vind ik het erg leuk om verhalen te vertellen. Ik ben op mijn blijst als ik een periode Renaissance kan geven en naast een stuk kunstgeschiedenis ook kan vertellen over de Engelse renaissance; Henry VIII en al zijn vrouwen, Elizabeth I, Shakespeare, sir Francis Drake. Of over de Industriële Revolutie; enclosure, opkomst van de industrie, uitvindingen, sociale kwestie met een staartje Victoriaanse tijd en Dickens. En geschiedenis en Engels en mooie verhalen om te vertellen, mijn persoonlijke lesgeefhemel!

Te vrolijk
Voordat dit een al te vrolijk stukje wordt; ik ben natuurlijk slechts een mens. Een mens bovendien met Pms, kinderen die de neiging hebben om zo af en toe ziek te zijn, slechte nachten en andere zaken die mij uit mijn blij-ei-modus halen. Als er dingen aan de hand zijn die groter zijn dan een alledaagse irritatie of slecht humeur, er echt iets aan de hand is, dan speel ik meestal open kaart met mijn klassen. Als er iemand in je omgeving erg ziek is of zelfs komt te overlijden dan kun je er even niet optimaal zijn en leerlingen mogen dit best weten.

Ziek
Ook heb ik regelmatig te maken met ziekte; mijn zwakke plek is voorhoofdholte-ontsteking en dat duurt zo vier weken. Als het te erg wordt, blijf ik uiteraard thuis, maar dat kan niet altijd. In die gevallen dat ik op school ben maar het eigenlijk net wel/ net niet kan, leg ik het ook uit aan mijn klassen. 'Ik ben er wel, maar voel me behoorlijk naar, wazig en duizelig. Het zou heel fijn zijn als jullie vandaag even extra lief voor me zijn.' Het fijne is: negen van de tien klassen zijn dat dan ook. Net mensen, die pubers.

Heppie de peppie

Als het iets minder groots is, maar ik me om de een of andere reden (hormonen hebben hier vaak mee te maken) niet echt heppie de peppie voel dan bluf ik me er meestal doorheen. Ik doe dan net of ik wel vrolijk ben. En het rare is: dat werkt dus echt. Niet bij echt groot verdriet en narigheid, maar bij huis-tuin-en keuken chagrijn wel. Hoe je dat doet? Jezelf vrolijk bluffen? Ik zet een grote glimlach op. Dat kan gekunsteld of krampachtig aanvoelen, maar ik doe het wel. Met die grote glimlach richt ik me bij de deur op de leerlingen die binnenkomen, schud hen de hand en laat hen weten dat ze welkom zijn. Ik doe mijn best hen vrolijk de klas binnen te laten, deel even een extra complimentje uit en maak bewust, met aandacht contact met de kinderen die binnen komen.

Wat er dan -vaak- gebeurt is bijzonder. Althans, dat vind ik. Leerlingen vinden het altijd fijn om positief benaderd te worden en reageren leuk. Er ontstaat een goede energie en met die energie start ik de les. Vaak treedt dan (bij ziekte of hoofdpijn) adrenaline in werking en negen van de tien keer eindig ik met meer energie de les dan ik eigenlijk in het begin voelde. En wat nog fijner is: de vrolijkheid waarmee ik dan weer afscheid van de klas neem is niet geveinsd.


Zo gebeurt het regelmatig dat ik met een grote glimlach de school uitstap, terwijl ik een paar uur daarvoor nog met een chagrijnige kop binnen stapte. Lukt niet altijd, maar die keren dat het wel zo gaat is winst. Voor alle partijen.

En toch he? Toch is niet alles rozengeur en maneschijn. Aanstaande maandag doe ik iets dat ik niet vaak doe. Ik focus dan voor een keertje op de zaken van mijn beroep waar ik niet vrolijk van wordt. Mag ook weleens. Altijd maar die pipo-positivo uithangen, dat houdt niemand uit… ;-) 





donderdag 10 januari 2019

Rerun: En nu allemaal de koppen dicht, ja!!!!



In de throw back Thursday weer een stuk dat eerder op dit blog verscheen, maar waar ik nog eens de aandacht op wil vestigen. Over kortsluiting in de hersenen en stilte in een klas.

Mijn man en kinderen weten er alles van: ik kan echt maar een ding tegelijk. Dus als ik mailtjes beantwoord, een blogje schrijf of proefwerken nakijk en iemand wil mij een mop uit een moppenboekje vertellen, vragen of ze morgen met Nolan mogen spelen of willen weten wat er die avond gekookt moet worden, dan hoor ik dat niet. Als het nogmaals wordt gezegd of gevraagd ervaar ik dat als ruis op de achtergrond die in razendsnel tempo oorverdovend wordt en baf! Kortsluiting in mijn hersenen. Teveel informatie om te verwerken, teveel tegelijk en het resultaat is meestal een nogal geblaft, niet bijster vriendelijk antwoord van mijn kant, iets waar ik zelden zelf blij mee of trots op ben, maar het gebeurt. Sorry, ik bedoelde het niet zo...

In de les heb ik hier minder last van, van dat korte lontje. Dat bewaar ik meestal voor thuis (nogmaals mea culpa, lieverds), maar ook op school zijn er momenten waarop ik het heb gehad.

Voor iedereen die inmiddels bij mij het beeld heeft gekregen van een blij ei in hippiejurk en heksenhaar, nou ja, dat klopt wel. Maar niet altijd. Een van de dingen waar ik slecht tegen kan is als mensen door me heen praten. Nou, dan moet je docent worden. Kun je je lol op.

Geklets
Natuurlijk weet ik dat het erbij hoort. Ik sta inmiddels een paar jaar voor de klas, heb een dikkere huid gekregen en een arsenaal aan oplossingen. Gewoon stil zijn en voor de klas gaan staan bijvoorbeeld. Wachten. Kan lang duren, heel lang, maar uiteindelijk wordt het stil. Even opvallend gaan staren naar de grootste kletskousen helpt, een ontevreden blik op mijn gezicht ook. Als ik meer druk wil zetten, steek ik mijn vinger dreigend in de lucht; het teken om aandacht te hebben en stil te zijn. Werkt minder goed dan gefronste wenkbrauwen, is wel vriendelijker. Op deze manier wachten werkt, kost weinig inspanning, maar neemt veel tijd in beslag.

Silence please
Er zijn veel wisselingen in een les, zelfs in eentje van een magere 45 minuten. Van introductie programma naar boeken open slaan, van samen lezen naar zelfstandig oefening doen, van luisteren naar een verhaal naar gedicht reciteren. Als je bij elke wisseling opnieuw geklets hoort kan dat wachten op stilte heel vervelend worden.
Soms heb ik er ook gewoon geen geduld voor. Dan ga ik aftellen.  In het Engels, van tien naar een. Na 1 (Silence please!) weet iedereen inmiddels dat het stil moet zijn. Mensen die lollig heel hard denken mee te moeten tellen worden afgestraft. Dit aftellen werkt snel en goed, maar nog kan het rommelig worden. Tien keer in de les aftellen doet het effect weer teniet dus dat doe ik niet.

Geduld
Voor de klas heb ik een stuk meer geduld dan thuis, en er komt een moment dat ik het zat ben. Dan ga ook ik Ssst-sissen. En wee de leerling die leuk mee doet! In het verleden heb ik wel met de deur geslagen, dat doe ik (na klachten van  volledig lamgeschrokken leerlingen) niet meer. Geen shocktherapie, vind ik zielig. Van de week was ik bezig met een luisteropdracht waar tig keer doorheen werd gesproken en ik had het echt gehad. Toen hoorde ik mezelf onvriendelijk blaffen: ‘En nu is het echt stil!’

Bron: Pixabay.com

Volgens mij schrokken de leerlingen meer van mijn gezichtsuitdrukking van de uitroep zelf. Ik zag één leerling een beetje wit wegtrekken. Maar dat is dan ook een lieverd. Eigenlijk had ik toen al direct weer medelijden met ze. Maar soms moet het gewoon echt even stil zijn. Dan maar zo.

Aanstaande maandag schrijf ik een nieuw stuk, met meer over mijn aanvankelijke worstelingen met het scheppen van rust in de drukte, en hoe het mij lukte om hier beter in te worden.