donderdag 28 juni 2018

Rerun: Anders lesgeven


Vandaag in de herhaling een stuk dat ik schreef toen dit blog nog maar net begonnen was. Een niet al te lang bericht, dat precies weergeeft wat ik doe en waarom ik dat doe. En hoeveel plezier ik daar aan beleef! Die wilde ik zelf ook nog wel eens lezen.


Bron: Pixabay.com


Ik zeg het weleens vaker, maar ik vind het ook echt: ik werk op de leukste school van Nederland. Vooruit dan: van het Noorden. Op een voortgezette vrijeschool is namelijk aandacht voor de hele leerling, niet alleen het hoofd (cognitieve aspect) wordt aangesproken, maar ook het hart (sociaal-emotionele vaardigheden) en de handen (maken, beweging). En dan niet als ondergeschikte bijvakjes, maar alle aspecten evenveel. Voor een docent betekent het een andere manier van lesgeven: ademend en bewegend. Klinkt vaag? Valt best mee.

Creatief en autonoom
Voor een docent Engels zoals ik houdt het in dat we niet alleen uit een standaard methode werken. Sterker nog, alleen onder licht protest en met veel, heel veel aanvullend materiaal. Dat vraagt improvisatievermogen en creativiteit, maar dat zijn nu net twee van mijn sterke punten, dus voor mij geen punt. Voor iemand die gewend is om een strakke leidraad in de vorm van een methode te hebben is het behoorlijk wennen, maar ik zou niet meer anders willen. Volgens de antroposofische visie moet je als docent jezelf als mens meenemen voor de klas, en je persoonlijkheid laten zien in hoe en wat je lesgeeft. In het verleden, als beginnende en onzekere docent, vond ik dit nog weleens lastig, maar het lukt me steeds beter. De vrijheid om zelf in grote mate mijn onderwijs te kunnen bepalen, binnen bepaalde richtlijnen en in overleg met collega's, maakt dat ik mij op mijn school als een vis in het water voel.

Ademend
Sommige dingen worden op een vrijeschool net even anders benoemd en ervaren, maar als je je erin verdiept blijkt er veel moois in te zitten. In de antroposofie gaat men er vanuit dat onderwijs ademend moet zijn. Adem gaat in en uit, en zo zouden de activiteiten in een les ook moeten zijn; van binnen naar buiten (zoals spreken en schrijven) en van buiten van binnen (zoals luisteren en lezen.) Bij het leren van een taal is het een valkuil om in dat laatste stuk te blijven zitten: leerlingen lezen veel teksten, luisteren naar de docent die in de doeltaal dingen uitlegt en vertelt en er is voor hen minder kans om van binnen naar buiten te bewegen, uit te ademen zogezegd, door zelf iets te doen. Een van de middelen om dit te doen is bijvoorbeeld door hen gedichten te laten reciteren, of liedjes te zingen. Zo bereik je bovendien niet alleen dat hoofd dat maar alles tot zich moet nemen, maar doe je iets met je lijf (leerlingen staan achter hun stoel tijdens het reciteren of zingen) en met z'n allen. Hoofd, hart, handen: check.


Zo ontwikkelen niet alleen de leerlingen zich, maar ook ik als docent. Ik leer elke dag, en ik ontwikkel elk jaar wel weer een nieuw project of ander materiaal. Zo ben ik dit schooljaar begonnen met het vertellen van verhalen. Ik pas mijn lessen steeds beter aan, aan het seizoen bijvoorbeeld. Zo de natuurlijke ritme van de natuur volgen voelt voor mij heel goed, hoort bij de antroposofie en het raakt de leerlingen op een bijna vanzelfsprekende manier. Voorbeelden? Volgende keer!

maandag 25 juni 2018

Extra pauze


Zoals jullie weten ben ik alweer geruime tijd aan het reintegreren. Vanaf vorige week zelfs alweer 80%, wat behoorlijk wat is, gezien het feit dat ik me zo'n 60% beter voel. Nu was ik van plan om voor vandaag een stuk te schrijven over die reintegratie, maar omdat ik niet alleen meer ben gaan werken, maar ook nog eens een heel fikse verkoudheid heb opgelopen, grenzend aan echt ziek zijn, heb ik besloten dat een weekje op te schuiven.

Soms moet je even extra pauze nemen. Dat doe ik dus vandaag.

Volgende week gewoon weer een nieuw bericht en als goedmaker aanstaande donderdag een blog van vorig jaar op herhaling. Als herinnering waarom ik lesgeven ook weer zo leuk vond.

Nu echter... een kop thee. En wat rust. (En doe vooral met me mee, als jij ook wel een extra pauze kunt gebruiken. ;-) )

Bron: Pixabay.com

maandag 18 juni 2018

Lesgeven met ADD


Vorige week in mijn blog over het verloop van mijn burn-out vertelde ik dat ik erachter ben gekomen dat ik ADD heb. Voor de mensen die niet precies weten wat het is: zeg maar ADHD zonder het hyperactieve.  Zelf vind ik de term 'een chaotisch hoofd' wat vriendelijker klinken. Dat ik dit had wist ik natuurlijk al veel langer, ik schreef hier al eerder eens een stuk over dat afgelopen donderdag in de rerun kwam.

Toch is er voor mij wel iets veranderd sinds ik mijn diagnose heb. In positieve zin, maar ook wel in negatieve. Zolang ik het zag en benoemde als chaotisch zijn voelde het als iets wat lastig was maar ook als iets niet direct heel storend. Een beetje zoals Pietje Bell's vader hem vergoelijkend een bijzonder kind noemde terwijl hij - laten we heel eerlijk zijn- tegenwoordig op zijn minst specialistische gezinshulp had gekregen zo niet uit huis plaatsing. 

etiketje erop!
(bron:pixabay.com)

Nu er een officieel etiket zit op wat ik heb voelt het zwaarder. Er is immers officieel iets mis met mij. Iets waar ik weinig aan kan doen (medicijnen geprobeerd, maar die hadden een tegengesteld effect). Iets wat nooit meer over gaat. Iets wat ik heel veel liever niet had gehad. Waar ik een hekel aan heb, omdat ik zo graag "gewoon" had willen functioneren. En dat is iets dat soms best moeilijk is.

In mijn dagelijks leven betekent het dat als mijn kinderen mij iets vragen ik mij enorm moet concentreren. Koekje? Eh, eens kijken, hoe laat is het eigenlijk? Hebben ze al iets gehad vandaag? Hoe laat gaan we eten? Hebben ze gespeeld bij andere kinderen en daar al iets gehad? Hoeveel koekjes hebben we eigenlijk in huis? Hadden ze hun ontbijt/lunch wel opgegeten? Dat zijn dingen die ik razendsnel moet gaan bedenken en, nu ik aan het reïntegreren ben en weer meer aan het werk ben, lang niet altijd snel paraat heb. Vraag maar aan je vader is acht van de tien keer het antwoord dat ik hen geef. Laatst verzuchtte mijn middelste dochter: 'Ja, maar mama, dat is toch een heel simpele ja of nee vraag?'. Nou, nee, niet als ik met mijn hoofd bij mijn werk zit, of net een berichtje tik, of domweg in gedachten ben verzonken. Sorry. 

Lesgeven met ADD is net zo ingewikkeld. Met name de organisatorische kant kost mij enorm veel energie. Maar écht enorm veel. Ik moet mezelf dwingen om dingen volgens een heel strak schema voor te bereiden en zaken klaar te leggen. Ik moet daar te allen tijde mijn concentratie bijhouden. Even laten gaan betekent dat ik werk kwijt raak. Letterlijk. Het is wel voor gekomen dat ik in de lerarenwerkruimte opdrachten printte, deze meenam naar de docentenkamer, daar een kop thee inschonk, de opdrachten wilde pakken en ze weg waren. Gewoon weg: poef! Niet in de ene kamer, niet in de andere, niet in de gang, niet in mijn tas. Ik heb ze nooit meer gevonden. 

Zo heb ik in de loop der jaren uren, waarschijnlijk dagen of zelfs weken aan werk kwijt geraakt. Allemaal werk dat ik -gehaast- moest inhalen of moest improviseren. Nu ben ik gelukkig goed in improviseren en zeker van mezelf qua lesgeven, maar toch baal ik er enorm van. En als ik niet oppas (kom ik weer met die zelfcompassie) zorgt het voor veel stress.

De enige manier is om mezelf er constant bij te houden. Lesplanningen te maken van elke les, mappen waarin ik op een vast moment in de week al het materiaal voor elke les klaarleg, een vast begin en einde van elke  les. Met name dat organisatorische aspect kost veel tijd en veel energie, maar da's niks vergeleken bij wat het me kost als ik dit niet zo zou doen.

Daarnaast zijn alle prikkels, al het geluid en alle energie die je omringt als je urenlang voor klassen met pubers staat, een behoorlijke aanslag op me. Dat is de reden waarom ik er vaak voor kies om in de pauze niet naar de docentenkamer te gaan maar even in de rust van een leeg lokaal te blijven.

Het onderwijs is voor iedereen een belastende baan, maar voor iemand met ADD is dat nog net een tandje erger. Dat is een van de redenen waarom ik het duizend keer liever niet had gehad. Maar het hebben van een officiële diagnose heeft ook een positieve kant. Ik kan nu aan mensen uitleggen dat als ik soms een deel van een gesprek kwijt ben, dit niet komt omdat ik hen niet interessant genoeg vond, maar omdat mijn hoofd soms wat anders werkt. Ik kon aan mijn leidinggevende uitleggen dat mijn arbeidsomstandigheden aangepast moesten worden aan mijn aandoening. In dit geval betekent dit: één vast lokaal (want lokaalwisselingen gedurende de dag, met bijbehorende organisatie van welke spullen heb ik wanneer in welk lokaal nodig zorgen, zeker nu ik nog moet genezen van de burn-out, maar eigenlijk altijd wel vanwege de ADD, voor kortsluiting in mijn hoofd.). Hier heb ik een kast waar ik alle spullen op een vaste manier opberg en dus ook weer kan vinden. Het lost niet alles op, maar helpt wel.

Iets anders wat ik positief vind is dat ik de leerlingen 'met een vlekje', diegene met eenzelfde soort etiketjes begrijp. Ik snap waarom die ene leerling zoveel moeite heeft met inleveren van een verslag, ik snap hoe je totale paniek kunt voelen als je zomaar spullen kwijt bent. Gewoon omdat je hoofd even met iets anders bezig was en ineens -poef!- was het weg. De frustratie die dat met zich mee brengt snap ik compleet, omdat het iets is waar ik zelf nog dagelijks mee worstel. Maar ook die leerling die niet kan stoppen met bewegen, of die niets hoort omdat 'ie naar buiten zat te staren, of die in zichzelf zit opgesloten, ook die begrijp ik beter. 

Nog steeds had ik het liever niet gehad. Dat had mijn leven een stuk eenvoudiger gemaakt. Maar tegelijkertijd zijn er een stuk ergere dingen en is dit iets waar prima mee te leven valt. Dan gaat er soms maar eens iets mis, so what? Leven is fouten maken. En die fouten net zo omarmen als datgene dat wel goed gaat. Misschien dat als die vlekjes-leerlingen zien dat een leraar met ADD daar relaxt mee omgaat, ze uiteindelijk zelf ook iets minder in paniek raken als bij hen iets misgaat. Dat zou ik fijn vinden.

Maar één ding: zullen we gewoon zeggen dat ik een juf ben met een chaotisch hoofd, zonder het Awoord te vaak te noemen? Dat klinkt, vind ik, gewoon net even iets gezelliger. 

donderdag 14 juni 2018

Rerun: Chaos

Afgelopen maandag schreef ik iets over de diagnose die ik tijdens mijn burn out kreeg. Onderstaand stuk, dat hier vandaag in de herhaling gaat, schreef ik voordat ik wist dat ik ADD heb.


Tijdens mijn studie moest ik regelmatig Pop's maken: persoonlijke ontwikkelplannen. Ik vertelde dan altijd dat ik een chaotisch persoon ben. Juist daarom was ik altijd erg streng voor mezelf en bracht ik veel structuur aan in mijn planningen en mijn lessen. Mijn docenten en stagebegeleiders zagen alleen die planningen en die lessen en aan het einde van mijn studie was er een docent die zei dat ik volgens haar helemaal niet chaotisch ben. Een goed voorbeeld van dat wat er van binnen leeft je lang niet altijd aan de buitenkant ziet.

Bron: Pixabay.com


Bij leerlingen werkt het soms hetzelfde. Er verschijnen veel leerlingen in mijn lessen waar “iets” mee is. Add, adhd, dyslexie, dyscalculi, ass, asperger, beelddenkers, pdd nos, hoogsensitief, noem maar op. Sommige dingen kun je merken, andere ook helemaal niet. Bovendien is de ene leerling met asperger de andere niet. Er zijn ook leerlingen zonder officieel etiketje, waarbij ik soms vermoed dat ze zaken anders ervaren of aanpakken dan gebruikelijk is. Soms kan een diagnose fijn zijn, omdat het recht geeft op extra hulpmiddelen of inzicht kan geven waarom dingen fout lopen. Het kan ook handvaten geven om beter met bepaald gedrag om te gaan en leerlingen te helpen lekkerder in hun vel te zitten of het beter te doen op school. Dat zijn de voordelen.

Nadelen
Wat je soms ook tegenkomt is dat een leerling zijn of haar etiketje gebruikt als excuus voor vervelend gedrag of slechte cijfers. Ik kan niet aardig zijn voor anderen want ik heb autistische trekken, bijvoorbeeld. Terwijl ik leerlingen altijd voorhoudt dat als je ergens moeite mee hebt dit niet betekent dat het dan niet hoeft. Het betekent wel dat je er meer moeite voor moet doen. Sommige dingen zullen altijd moeilijk blijven, en er zullen zaken zijn die nooit helemaal gaan zoals je graag zou willen, maar dat is geen reden om het er bij te laten zitten. Dit laatste weet ik uit eigen ervaring.

Hak, tak en chaos
In mijn hoofd is het namelijk echt chaos, nog steeds. Ik vind het moeilijk om meerdere dingen tegelijk te doen, en dat hoort bij de taakomschrijving als je lesgeeft. Je moet immers in de gaten hebben wat je met welke klas gaat doen, welke materialen er nodig zijn, welke leerling extra aandacht nodig heeft, wie nog iets moet inhalen, op welke bladzijde van welk boek we zijn, wie in de klas stiekem briefjes doorgeeft en wie er de hele tijd door de grammatica-uitleg heen praat. Ik kan het, maar het kost sloten energie. Mijn hoofd werkt in veel opzichten anders dan dat van anderen. Ik begrijp hierdoor mijn leerlingen met een concentratieprobleem behoorlijk goed. Mijn gedachten vliegen ook alle kanten op en als ik met een ding bezig ben dan kan ik al het andere om mij heen vergeten. Tegelijkertijd ben ik dat ook weer vergeten als iets mij afleidt. Als ik kook gebeurt het bijvoorbeeld regelmatig dat iets aanbrandt omdat ik in de keuken een krant tegen kom en dan begin te lezen en vergeet waar ik ook weer mee bezig was. Autorijden is iets anders wat mij absurd veel moeite kostte om te leren, ik kreeg het nauwelijks voor elkaar. Overal kijken en direct doen in plaats van er over na te denken, en alles altijd tegelijk... Heel erg moeilijk.

Structuur.
In de klas overkomt mij dat gelukkig niet, en het magische woord hierbij is structuur. Vrijwel elke les begint op dezelfde manier en eindigt op dezelfde manier. Ik kijk altijd even terug op de vorige les en kijk aan het einde even vooruit naar de volgende. Het programma van de dag, inclusief huiswerk voor de volgende keer staat op het bord. Als ik leerlingen soms vraag wat ze prettig vinden aan mijn lessen en wat ik eventueel nog kan verbeteren, dan blijkt dat ze het fijn vinden dat ze altijd weten waar ze aan toe zijn bij mij. Ik ook. Het geeft tegenwicht aan de chaos. 

maandag 11 juni 2018

Juf Jolanda en de burn-out, deel drie


Dit jaar vertel ik een keer per maand over de burn-out waar ik in 2017 last van kreeg. Vandaag schrijf ik over wat ik allemaal deed in de ruim negen maanden dat ik thuis zat. 

In afwachting van een afspraak bij een psycholoog, kon ik in de eerste weken van mijn ziek-zijn bij de praktijkondersteuner van de huisarts terecht. Dit is een soort link tussen de echte hulpverlener en huisarts, iemand om mee van gedachten te wisselen en die je de juiste kant op kan sturen, zonder op de stoel van therapeut of psycholoog te gaan zitten. In een tijd waarin de wachtlijsten voor de geestelijke gezondheidszorg enorm lang zijn, terwijl er wel snel hulp moet komen, een uitkomst.

Om eerlijk te zijn herinner ik mij alleen flarden van die gesprekken met de praktijkondersteuner. Mijn hoofd deed het gewoon niet, ik kon slecht de rode draad van een gesprek volgen en onthouden wat ik wilde zeggen of wat er gezegd werd. Dit confronteerde er mij mee hoe beangstigend het is om dat niet meer te kunnen, weinig controle meer te voelen omdat je de wereld om je heen (en in jezelf) even niet meer goed volgt. Wat ik wel weet is dat ik er ondanks dit alles toch veel aan heb gehad; ik had een slim en vriendelijk iemand die de tijd voor me nam en die dingen zei die ik me misschien niet helemaal woordelijk kon herinneren maar die er wel voor zorgde dat ik me minder wanhopig voelde. En die mij complimenten gaf. Ik was blij met deze gesprekken doordat ik me serieus genomen voelde. Ik was niet gek, alleen ziek.

bron: Pixabay.com

Tegelijkertijd startte ik bij een haptonoom. Letterlijk betekent haptonomie de leer van het menselijk gevoel en het gevoelsleven. Ik ging er naar toe met het idee dat ik zo in mijn hoofd zat dat ik het contact met mijn lijf verloren was en een haptonoom mij zou kunnen helpen om dat te herstellen. Dat is precies wat er is gebeurd en toch kan ik niet goed uitleggen hoe. Voor mij is het iets dat ik niet verstandelijk kan vatten. Wat ik deed is op een bank liggen, gekleed in een onderbroek en bh, terwijl de haptonome haar hand op mijn onderrug legde. En mijn benen, voeten, armen en handen aanraakte. Ik kan niet goed begrijpen hoe zoiets mij kan helpen, want het lijkt zo triviaal, maar dat deed (en doet) het wel. Het eerste dat ik leerde van de haptonomie is hoe ontzettend moe ik was, fysiek moe. Niet gewoon vermoeid, maar een enorme, diepliggende vermoeidheid die alleen maar erger werd naarmate ik meer tot rust kwam. Ik leerde na verloop van tijd ook beter te luisteren naar de signalen van mijn lichaam en ik leerde te ontspannen. Nog steeds ga ik eenmaal per maand tot zes weken naar de haptonoom, om dat te onderhouden. En omdat het voelt als een cadeautje voor dat lijf van mij, dat het zo goed doet.

Toen ik na een paar maanden eindelijk bij de psycholoog terecht kon stopten de gesprekken bij de praktijkondersteuner. Bij de GGZ volgde eerst een ADD-onderzoek, omdat ik wilde weten in hoeverre mijn problemen met een burn-out te maken hadden en in hoeverre eventuele andere zaken meespeelden. Hier kwam uit dat ik inderdaad ADD heb. Hoe deze is ontstaan viel niet meer te achterhalen, maar dat ik het heb staat vast. Ik had gedacht dat deze diagnose mij zou helpen, maar ik merkte dat ik het helemaal niet fijn vond om te weten. Kunnen zeggen dat je 'een chaotisch hoofd' hebt klinkt gewoon wat sympathieker dan moeten zeggen dat er echt iets mis is in de vorm van ADD. Ik wíl helemaal niet iets hebben, zeker niet iets wat ook nog eens (in tegenstelling tot de burn-out) over gaat. Ik heb inmiddels geleerd om het een soort van plekje te geven (met excuses voor de jeuk-term 'het een plekje geven', maar ik weet even niet hoe ik het beter moet omschrijven), maar helemaal geaccepteerd heb ik het nog niet geloof ik. Da's echter weer een ander onderwerp. 

Omdat ik dit stuk niet weer helemaal uit de klauwen wil laten lopen qua lengte (te laat, Lichthart, te laat) kan ik kort opsommen wat ik daarna allemaal heb gedaan. Ik heb medicatie tegen de ADD geprobeerd (de Conserta-achtige variant), met zeer slechte resultaten (drugs, jongen! Het werkte bij mij als keiharde drugs, waar ik alleen maar nog harder van ging in plaats van rustiger en geconcentreerder. Geen fijne ervaring), online cognitieve gedragstherapie (werd ik dwars en recalcitrant van.), gesprekken met psycholoog (prettig), investeerde (letterlijk, want alternatieve gezondheidszorg wordt zo slecht vergoed tegenwoordig dat je bijna of zelfs helemaal alle zorg zelf moet betalen. En da's duur…) in shiatsumassage (één woord: genieten. Echt intens genieten. En ontspannen. Precies wat je nodig hebt als je hersteld van een burn-out) én - belangrijkste van alles- ik begon met een zelfcompassietraining.

Die zelfcompassietraining heeft mij het meeste geleerd. Het gaf theoretische informatie over hoe het zit met stress en belasting en tot rust komen, maar hielp vooral praktisch gezien. Ik heb gemediteerd, mijn verleden onder de loep genomen, ontspanningsoefeningen gedaan en geleerd dat het niet gaat om wat je doet. Zelfs niet eens om wie je bent. Maar dat gewoon zijn genoeg is. Vriendelijk leren zijn voor mezelf, compassie voelen met mezelf, de mensen om me heen en de situatie waarin ik zit, wat die situatie ook is, het omarmen van de complete ramp, dat heeft mij het meest genezen. 

Bron: Pixabay.com































Voor zover ik genezen ben, want ik ben er nog lang niet. Wel een stuk verder dan vorig jaar. Maar de burn-out, die zit er nog steeds. Steeds minder in mijn hoofd, nog behoorlijk in mijn lichaam. Die heeft gewoon meer tijd nodig om te leren hoe het relaxter kan. En dat is helemaal niet erg. Ik neem alle tijd voor dat herstel. Zeker met de hulp van psycholoog, haptonoom, lekker veel zelfcompassie en af en toe een vleugje shiatsu kom ik een heel eind. 

maandag 4 juni 2018

Anglofiele juf


Engelse juf zijn betekent voor mij ook anglofiel zijn. Niet dat ik blind ben voor de dingen die wellicht wat minder zijn aan het land, de geschiedenis of de cultuur, maar wel een sterke liefde die maakt dat dat soort dingen er toch iets minder toe doen. Hoe het komt? Ik weet het oprecht niet. Nou ja, mijn vader heeft een grote liefde voor geschiedenis, onder andere voor Keltische en Anglo-saksische. En mijn moeder had ooit het plan om een tijd in Engeland te wonen, totdat ze mijn vader tegenkwam, trouwde en een jaartje of twee moeder werd van ondergetekende. Wellicht is het die genetische combinatie die ervoor zorgde dat ik een onverbeterlijke anglofiel ben.

Bron: pixabay.com


Anglofilie (klinkt een beetje als een ouderwetse ziekte) is een breed begrip. In mijn geval betekent het sterke interesse in de taal, geschiedenis en cultuur van Engeland, Ierland, Schotland en Wales. Amerika en Canada trekken mij minder, hoewel ik juist het verhaal en geschiedenis van diens oorspronkelijke bewoners wel weer erg boeiend (en helaas bijzonder tragisch) vind. 

Voor mijn lessen betekent het dat ik het niet alleen over de taal heb, maar ook de cultuur en geschiedenis erbij betrek. Vertel over de mensen die in die geschiedenis betrokken waren; de bekende, maar vooral ook de onbekende. En over hoe de cultuur invloed heeft op de taal (vaker please zeggen bijvoorbeeld dan wij in het Nederlands zouden doen, omdat de aanspreekvormen net iets vormelijker, of beleefder zijn, dan de directheid van de Nederlanders.) Of over hoe de geschiedenis invloed had op de taal (hoe de vikingen zorgden voor woorden die we nu nog herkennen als Scandinavisch of Fries van oorsprong.) Of hoe de taal in de loop van de eeuwen veranderd is. (Dat men in de 14e eeuw nog steeds Saksische uitspraak bezigde; night niet als /nait/ maar als  /nicht/ bijvoorbeeld. Of dat we nu nog 'apple' schrijven omdat je het vroeger letterlijk zo uitsprak, en pas later als /aeppul/)

De liefde die ik voel voor het gebied, de taal, cultuur en de geschiedenis maakt dat ik mijn vak met veel enthousiasme kan overbrengen. Ik ben er van overtuigd dat dat, hoe stom een leerling een vak ook vind, verschil maakt. Misschien niet makkelijker, maar misschien wel net een tikje minder stom. 

Wat denken jullie?