donderdag 30 maart 2017

Reünie

Binnenkort heb ik een reünie van mijn oude basisschool en ik merk dat het meer met mij doet dan ik had gedacht. Mijn basisschooltijd was niet de meest prettige tijd van mijn leven. Ik heb me behoorlijk alleen gevoeld, van groep drie, toen het jongetje dat mijn beste vriendje was vertelde dat hij voortaan niet meer met mij kon spelen, tot groep acht. De brugklas was ook nog niet heel prettig, maar vanaf de tweede klas middelbare school keerde het tij en werd het steeds beter.

Stempel
Die vervelende tijd, binnen en buiten school, heeft lange tijd een behoorlijke stempel op me gedrukt en soms kunnen bepaalde herinneringen mij nog weleens verdrietig maken. Toen ik zo onder gespuugd werd dat mijn jas er kletsnat van was, bijvoorbeeld. Of die keer dat ik snikkend bij het bureau van de juf vertelde dat mijn ouders gingen scheiden en ik uitgelachen werd omdat ik moest huilen. Iets wat me ook nog steeds een beetje van mijn stuk kan brengen is die keer dat ik supervrolijk wakker werd omdat we een spel mee mochten nemen naar school. Blij en vol verwachting ging ik naar school, om er hier achter te komen dat er niemand was die met mij wilde spelen. Ik zocht een plekje op bij de kapstok, verstopte me achter jassen en heb de hele tijd dat we mochten spelen in mijn eentje zitten huilen. Uit eenzaamheid en teleurstelling. Het bittere verdriet van hoe iets vrolijks werd kapotgemaakt door het gevoel dat niemand mij leuk genoeg vond, kan mij – optimistische en zelfverzekerde volwassene die ik inmiddels ben- nog steeds een beetje raken. Misschien dat ik wel naar die reünie wil, om een stukje van toen nog beter te verwerken.

Voorbeeld
Toch is het niet alleen kommer en kwel. Hoewel ik met mededogen kan kijken naar het kleine meisje dat ik toen was en haar graag iets anders had gegund, heb ik er ook van geleerd. Hoe het niet moet als docent bijvoorbeeld. Er werd over het algemeen weinig tot niets gedaan aan pesten, als het al gezien werd. In het jaar dat het pesten op het hoogtepunt was, kreeg ik van mijn meester de rapportopmerking 'Jolanda moet zich niet in een hoekje laten drukken'. Ik weet nog dat dit voelde als stomp in mijn maag. Ik werd dat jaar iedere dag uitgescholden, achternagezeten, in bosjes geduwd en gekleineerd, maar ik was blijkbaar de schuldige, want ik liet me in een hoekje drukken volgens meester.


Gelukkig heb ik ook geleerd hoe het wel moet en hoe zeer een goede leraar het verschil kan maken. In groep zeven kreeg ik de liefste juf die ik ooit gehad heb. Juf Jenny nam de tijd voor mij, gaf mij de liefde en aandacht die ik thuis tekort kwam, zette pesters op hun nummer en gaf mij het gevoel dat ik wel iets kon en wel iets waard was. Onbewust heeft deze prachtjuf mij geïnspireerd om zelf docent te worden. Want ik wil in mijn lessen datgene wat zij mij gaf. Ik wil dat iedereen in mijn klas zich gezien voelt, weet dat ze bij mij welkom zijn en dat ze – ieder op hun eigen manier- iets kunnen. Dat lukt me vast niet altijd, maar het is waar ik naar streef, elke dag opnieuw.

maandag 27 maart 2017

Verschillende scholen

Het voelt niet of ik al heel lang aan het werk ben als docent, maar zo langzamerhand voelt alles wel vertrouwder. Ik durf steeds meer los te laten en te vertrouwen op mijn eigen kunnen. Ik hoef niet alles heel precies te weten, want ik heb zo door de jaren heen een bepaalde lesgeefflow bereikt waarin ik makkelijk kan schakelen en improviseren als iets anders loopt. Dat is het voordeel van ervaring en ik ben er blij mee, het maakt het lesgeven op een bepaald niveau ontspannen. Tegelijkertijd ben ik niet iemand die op haar lauweren rust: ik leer regelmatig bij en probeer graag – met meer of minder succes – nieuwe dingen uit. Dat houdt het voor mij uitdagend, ik moet er niet aan denken om elk jaar hetzelfde te doen. Nu werk ik gelukkig ook op een school waarbij dat niet alleen mogelijk is, maar zelfs gestimuleerd wordt, en dat is niet overal zo.

Montessori
Ik heb op verschillende scholen gewerkt. Ik begon, nog voor ik mijn docentenopleiding officieel had afgerond, op een middelbare Montessorischool. Dat was lange tijd de leukste school voor mij. Ik werd er gewoon met Jolanda aangesproken en ik had een fantastisch contact met mijn leerlingen. Ik voelde me er waanzinnig op mijn plaats, maar helaas was ik onbevoegd docent en een invaller. Mijn LIO (leraar-in-opleiding)stage kon ik hier nog wel doen, maar daarna was het schluss. Jammer maar helaas.

Daarna heb ik een jaar gewerkt op een zogenaamde scenario-vier-school; het meest onderwijsvernieuwende schooltype dat we in Nederland hebben. Leerlingen werkten 's ochtends aan projecten die ze zelf mochten verzinnen. 's Middags volgden ze de 'rode draad vakken', de reguliere vakken, zoals Nederlands en Engels. Maar ook deze op een niet-reguliere manier. Er waren geen boeken, geen materiaal en de docent die ik verving had niets achter gelaten. Alles moest ik zelf bedenken, ontwerpen en in elkaar zetten. Leuk, maar wat arbeidsintensief!! Ik heb er een jaar gewerkt, maar weet niet of ik veel langer had volgehouden.Het rendement was ook vrij laag, want ik bedacht heel veel, maar de leerlingen mochten zelf bepalen of, wat en wanneer ze daar iets mee deden. Ik vind het nog steeds een heel bijzonder leerconcept, maar voor mijn gevoel werkt het vooral voor een bepaald soort leerlingen, voor de meeste leerlingen nodigt het uit tot ongebreideld andere dingen doen. Leer je ook van, hoor, maar niet direct dat wat je nodig hebt om een middelbareschooldiploma te halen. Toch jammer als je dat wel wilt.

Stokongelukkig
Ik heb daarna twee jaar gewerkt op een heel gewone middelbare school. Dit waren mijn meest ongelukkige jaren. Nou ja, ongelukkig is misschien een groot woord, maar gelukkig was ik er zeker niet. Ineens was ik mevrouw en moest ik als autoriteit voor de klas gaan staan. Alle (nuttige!) workshops docenttalent en rots en water die ik bij mijn opleiding had gevolgd, ten spijt: ik kon het niet. Althans, uiteindelijk kon ik het wel, maar zoals ik het toen omschreef: ik had het wel in mijn vingers na die twee jaar, maar niet in mijn hart. Het past niet bij mij om zo voor de klas te staan. Ik had weinig ruimte om iets te doen naast de methode en de planning was moordend, maar wat ik vooral erg vond, was de afstand tussen de docenten en de leerlingen. Ik merkte dit toen ik op een dag een oud-leerling van de Montessorischool tegen kwam en merkte hoe fijn ik van mens tot mens met haar kon praten. Hoe anders was dit op de reguliere school! Geen fijn gevoel en dus zocht ik verder.

Zo kwam ik terecht op mijn huidige school, eentje voor voortgezet vrijeschoolonderwijs. Wat mij betreft de leukste school van Nederland, niet alleen voor leerlingen, maar ook voor mij als docent. Hier kan ik weer de creatieve, betrokken docent zijn die ik ben en is er weer wezenlijk contact met mijn leerlingen. Niks mevrouw, gewoon Jolanda. Af en toe zelfs Juf.

Ik geloof oprecht dat ieder mens niet uit 1 identiteit, 1 'Ik' bestaat, maar uit meerdere aspecten, meerdere 'ikken'. Ik doe veel dingen, ben veel verschillends, maar van dat alles is die juf Jolanda toch wel een van mijn meest favoriete ikken. Het is een titel die ik koester!


donderdag 23 maart 2017

Betrokkenheid

Zoals een bekende Nederlandse filosoof jaren geleden al zei: elk voordeel hep se nadeel. En dat is ook zo wat mij betreft.

Ik ben een betrokken docent en een betrokken mentor. Jaren geleden schreef ik een boek en via via kwam een exemplaar daarvan bij een oud-docent van mij terecht. Zij schreef mij toen een briefje, waarin ze als eerste vertelde dat ze mij herinnerde als een betrokken leerling. Grappig. Blijkbaar zit die betrokkenheid in mij. Ik zie dit als een duidelijk voordeel. Ik heb oog voor mijn leerlingen en zie het wellicht niet altijd maar wel vaak als er iets met iemand is. Ik neem de tijd voor zowel mijn mentorklantjes als mijn 'gewone' leerlingen. Dat is niet gespeeld, want ik ben een nieuwsgierig mens en ben oprecht geïnteresseerd in wie mijn leerlingen zijn. Daarnaast ben ik niet bang om me soms kwetsbaar op te stellen, en daarmee geef ik aan dat leerlingen dat bij mij ook mogen doen.

Balans
Eerlijk gezegd weet ik niet hoe ik het anders zou moeten doen. Ik ben vaak bezig met mijn werk, met leerlingen, droom soms van ze. Zo kom ik op leuke nieuwe ideeën voor lessen, leer beter omgaan met sommige “lastige” leerlingen en vind ineens een oplossing voor een probleem. Maar het is tegelijkertijd een mega super hyper (genoeg zo?) nadeel. De balans, weet je wel? Het gebeurt namelijk ook heel regelmatig dat ik 's nachts niet goed kan slapen. Dat ik zo met een bepaalde leerling of werkkwestie bezig ben dat mijn amygdala overuren maakt en ik de adrenaline voel racen in mijn lijf. Dan weet ik weer dat ik misschien net iets teveel met mijn werk bezig ben.

Mildheid
Nu heb ik dit jaar een jaarthema meegegeven. Ik heb namelijk besloten om dit jaar te leren om milder te worden voor mezelf. Een eerste stap hierin is om te accepteren hoe ik in elkaar zit. En bij mij gaan zaken vaak in alles of niets modus. Als ik bezig ben met werk vergeet ik al snel andere dingen om me heen. Ik heb mezelf inmiddels geleerd dat ik niet alles hoef te kunnen en dat niet alles af hoeft. Dat maakt het iets makkelijker om los te laten. Iets. Maar balans blijft een dingetje.


Tegenwoordig doe ik elke busrit van en naar school een kleine oefening. Heel simpel even niet te denken aan waar ik vandaan kom of waar ik naartoe ga, of aan wat ik heb gedaan of wat ik ga doen. Het is niet heel revolutionair of origineel, maar behoorlijk eenvoudig. Wat ik doe? Ik zet mijn telefoon op stil en stop hem ver weg. Vervolgens kijk ik naar buiten. Gewoon wat staren door het raam. Lijkt heel eenvoudig, maar is verdraaid lastig als je hoofd zo werkt als die van mij. Toch ga ik door, elke keer dat mijn gedachten afdwalen ga ik terug naar dat wat ik waar kan nemen. Desnoods benoem ik het letterlijk: ik zie gras en bomen, ik hoor langsrijdende auto's en de motor van de bus, ik voel mijn rug tegen de stoel. En verdomd als het niet waar is, zo langzamerhand lukt het me steeds om mijn werk op school te laten. Niet letterlijk: ik neem gewoon nakijkwerk mee naar huis en wikkel telefoontjes en mailtjes af, maar wel figuurlijk. 

Zo bewaak ik de grens tussen wat het lesgeven mij kost aan energie en wat het mij oplevert aan plezier. Die balans blijft wankel en heeft altijd aandacht nodig, maar mij kennende had ik dat probleem bij elke baan gehad. En die betrokkenheid is ook wat mij een betere docent maakt. Dus ja. Elk voordeel....

maandag 20 maart 2017

Onderwijsgezinnen

Toen ik op de middelbare school zat waren er veel leraren die iets met elkaar hadden. Niet stiekem, hoor, alles in het nette. Althans, daar ga ik vanuit. Als bleue leerling zal ik vast niet alles in de gaten hebben gehad. Maar er zijn in elk geval een groot aantal relaties op de werkvloer ontstaan. Zo was de afdelingsleider en leraar geschiedenis getrouwd met een docente Frans, een docent Duits getrouwd met de gymlerares en was de decaan en juf textiele werkvormen getrouwd met een leraar L.O/ Nederlands. Wat er verder nog onderling gebeurt is daar hou ik me even afzijdig van, maar dit is wat ik weet.

De tweede generatie
Ik heb in de loop van de tijd een raar fenomeen ontdekt, namelijk dat het (volgens mij, he? Maar ik ben gewoon een tweedegraadsje, dus niets is hier wetenschappelijk onderbouwd, dat snap je) in verhouding vaker gebeurd dat een kind van een leraar zelf ook docent wordt of er mee trouwt. Of beide. Dit bijzondere feit (waarbij nogmaals: feit mag tussen aanhalingstekens worden gelezen) ontdekte ik enkele jaren geleden toen ik erachter kwam dat de kinderen van de decaan en gym/Nederlandse leraar respectievelijk docente L.O. en docent Nederlands waren geworden. Die laatste was ik bij de lerarenopleiding waar ik Engels en hij Nederlands studeerde nog weleens tegen het lijf gelopen. Van horen zeggen begreep ik dat hij ook met iemand uit het onderwijs terecht is gekomen. Hun kinderen zijn inmiddels bijna in de tienerleeftijd. Zal mij benieuwen wat zij voor carriere gaan kiezen. Dit is niet het enige geval dat ik tegenkwam, in mijn werk zie ik veel vaker collega's wiens ouder(s) in het onderwijs zitten of zaten.

Voortzetten van een traditie
Zelf doe ik er ook een beetje aan mee. Mijn moeder was naailerares. Ik ben docent Engels, getrouwd met iemand die nu weliswaar niet onaardig aan de weg timmert als beeldend kunstenaar, maar die van origine docent drama is. Zijn moeder was lerares Engels en NT2, zijn vader leraar wiskunde, aardrijkskunde en biologie. Hun andere zoon, mijn zwager, studeerde Hbo-J (Jeugd en welzijnswerk) en leerde daar zijn vrouw kennen. Zij werkt in het onderwijs, maar dan in de zorg en ondersteuning. Ook wij zijn dus een onderwijsgezin.



Of onze kinderen de traditie ook gaan voortzetten? In alle eerlijkheid zou het mij niet verbazen. De oudste wil schrijfster of actrice worden, de middelste kunstenaar of uitvinder en de jongste 'dansarina'. Maar ik zie ook kwaliteiten in hen die niet zouden misstaan bij een kunstzinnig en creatief docent. Een docent drama? Of Nederlands? Beeldende vorming? Of dans? Zou zo maar kunnen. Voor mij is het onderwijs in elk geval een prachtvak, waar ik nog steeds enthousiast over kan worden. Wie weet wordt er ooit nog een 'onderwijsgen' ontdekt. Dat zou het ontstaan van onderwijsgezinnen kunnen verklaren. Maar als zo'n gen echt ontdekt wordt, is een ding zeker: ik heb 'm.



donderdag 16 maart 2017

Namen

Sommige zaken waar je als docent tegenaan loopt, daar staat men als niet lesgevend persoon vaak niet bij stil. Zo is daar de kwestie van namen. Niet het onthouden van, dat is namelijk sterk wisselend per persoon. Ik ken leraren die de namen van hun leerlingen al in de tweede week uit hun hoofd kennen (inclusief hobby's, tweede naam en achternaam), en leraren die halverwege het jaar nog alle Sanne's, Lotte's en Emma's door elkaar halen. Zegt niets over hoe goede docent je bent, hooguit iets over je geheugen. Nee, wat ik bedoel is wat je als meester of juf doet als je zelf kinderen krijgt.

Associatie
Ieder pasgeboren spruitje heeft immers een naam nodig. Maar welke? Nee, dat is niet hetzelfde voor niet-onderwijs-gerelateerde ouders. Want als docent heb je namelijk honderden leerlingen voor je snufferd (gehad) en inmiddels heb je een duidelijke associatie met bijna elke naam. Positief en negatief, maar bij bijna elke naam heb je al een beeld in je hoofd. Terwijl jouw baby een verse nieuwe naam verdiend en niet de naam van die ene leerlinge die altijd altijd zo hikkend lachte. Of van die andere leerling die altijd zo bloosde als hij iets hardop moest voorlezen. Nu zul je zeggen dat er vast wel namen zijn die je nog niet als leerling gehad hebt. Maar dan weet je niet hoe inventief ouders kunnen zijn bij het verzinnen van een originele naam. Werkelijk alles heb ik voorbij zien komen in mijn klassen; van Arwen, Bela en Chevanna tot Xek, Ysbrandt en Zono.

Mijn eigen kinderen
Zelf kreeg ik mijn oudste dochter toen ik nog studeerde en weinig lesgeefervaring had. Haar naam was dus nog 'ongebruikt' en vrij van associaties. Bovendien niet heel gebruikelijk want pas dit jaar kreeg ik voor het eerst een Maya in de klas. Leuke meid, maar hoe kan dat ook anders met zo'n naam? Mijn tweede dochter kreeg ik aan het einde van mijn studie, toen ik vooral nog ervaring had op reguliere scholen, en daar was ik de toen exotische naam Lente nog niet tegengekomen. Na enkele jaren op onderwijsvernieuwende scholen en nu een vrijeschool heb ik een handjevol Lente's lesgegeven. Geen probleem, ik had de naam eerst bedacht tenslotte.

Mijn jongste dochter werd geboren nadat ik al enige jaren lesgeefervaring had, maar blijkbaar was de naam die we voor haar kozen zeldzaam genoeg om de leerling-vergelijking te voorkomen. Ik ben tot op de dag van vandaag nog steeds geen Lotus tegen gekomen in mijn klassen.

De oplossing voor dit luxeprobleem heb ik niet. Ik zie wel bij collega’s dat er vaak gekozen wordt voor een naam die je weinig hoort, of die zelfverzonnen lijkt te zijn. Een oud-collega van mij draaide de vergelijking juist om. Hij had jaren geleden zo’n leuke mentorleerling gehad dat hij, toen hij zelf vader werd, zeker wist dat zijn dochter dezelfde naam zou moeten hebben. Kijk, dat kan dus ook. 

maandag 13 maart 2017

Cijfers

De afgelopen tijd zat ik op school in een ontwikkelgroep die bezig was met het geven van feedback. Wat is goede feedback en hoe geef je dat? Hiervoor las ik het een en ander aan literatuur en weer werd duidelijk: cijfers zijn geen goede feedback. Toch is ons hele onderwijssysteem gebouwd op het geven van cijfers. Hoeveel zeggen cijfers nu echt? Elk cijfer is immers slechts een momentopname. Je merkt het misschien al: ik heb niet veel met cijfers. Ik heb iets met leerlingen, met plezier in leren en in de lessen, met ontwikkeling. Maar met koude cijfers? Neen.

Wedstrijdjes
Leerlingen vaak wel. Net zoals ze ook van spelletjes houden. En wedstrijdjes. Leerlingen willen graag weten hoe ze het doen en een cijfer voelt een beetje als een beloning voor hun werk. Voor mij is het altijd een balanceerwedstrijd tussen wat leerlingen prettig vinden en wat ik nuttig vind. Ik doe het altijd zo: ik vertel nooit klassikaal wie welke onvoldoende heeft. Dat doe ik niet bij de leerlingen die moeite met het vak hebben, maar ook niet bij de leerling die beter kan, maar gewoon een keer lui was. Ik maak daar geen onderscheid in. Ik roep de mensen met een onvoldoende onopvallend bij mijn bureau, terwijl de klas aan het werk is, of loop bij hen langs en geef dan hun proefwerk of schriftelijke overhoring terug. Ik bespreek individueel kort de toets en samen kijken we wat er fout ging. Vaak geef ik ze dan wat tips mee, of we maken een afspraak om het er op een ander tijdstip wat uitgebreider over te hebben.

De rest van de toetsen geef ik klassikaal terug en ik doe dat van laag naar hoog. Leerlingen vinden dat fijn, en ik kom daaraan tegemoet. Maar ik benadruk zeer regelmatig dat voor de een een 7, of een ruim voldoende een beter resultaat is dan een 8, of een goed voor een ander, het gaat mij namelijk om de ontwikkeling. Voor iemand die altijd met moeite net wel of net niet een voldoende haalt kan een 7 een enorme prestatie zijn, terwijl iemand die normaal alleen maar 9,5 haalt met een 8 laat zien er even met de pet naar te hebben gegooid. Ik bespreek proefwerken vervolgens na, zodat leerlingen kunnen zien wat ze waarom fout hebben gedaan. Hierin zit volgens mij iets meer waarde. Als ze van zichzelf zien dat ze bij de zinnen minder goed gescoord hebben kan ik tips geven om deze beter te leren, zodat ze het een volgende keer beter doen. Bij een proefwerk. Of ze in het echte leven, als ze in een vrije situatie een stukje Engels moeten spreken of schrijven, het ook beter doen dat is nog maar de vraag. Maar dat is weer een ander verhaal waar ik vast ook nog weleens iets over ga zeggen.

Beoordelingen vs getallen


Ik geef op mijn huidige school op dit moment vooral les aan zevende en achtste klassen, eerste en tweede in het regulier onderwijs. In deze klassen doen we nog niet aan echte cijfers, we geven beoordelingen. Deze beoordelingen zijn zeer goed, goed, ruim voldoende, voldoende en nog niet voldoende. We doen dit om te zorgen dat leerlingen en ouders vooral oog hebben voor de ontwikkeling van hun kind. De beoordelingen geven een globaal beeld van hoe het staat qua resultaten, maar laat niet teveel fixeren op cijfers. Vooral de laatste spreekt mij erg aan: een nog niet voldoende, een nnv'tje in de volksmond. Een onvoldoende is rigide, geeft aan dat je iets niet kunt. Sluit hierdoor succes in de toekomst voor je gevoel bij voorbaat al een beetje uit. Een nog niet voldoende geeft aan dat het weliswaar nu nog niet voldoende is, maar er vertrouwen is voor een volgende keer. Uiteindelijk gaat het daar immers om, en niet om de cijfertjes.

donderdag 9 maart 2017

Verjaardagscadeautje

Vandaag ben ik jarig. Ik vind 39 een rare leeftijd. Nog steeds een dertiger, maar toch niet echt meer, voelt het misschien wel "ouder" dan veertig. Een nul in je leeftijd geeft op de een of andere manier toch een nieuw begin aan, een frisse nieuwe start. Om nou een groot feest te geven voor een 39e verjaardag? Neen. Maar cadeautjes mogen altijd. En ik gaf mezelf vandaag dit blog cadeau.

Zoals je hierboven kan lezen ben ik lerares en schrijfster. Beide doe ik ongeveer even graag, hoewel mijn voorkeur van dag tot dag kan wisselen. Lesgeven doe ik drie dagen, hoewel ik soms zeven dagen bezig ben, en werk aan dat lesgeven. Het is een bijzonder beroep. Mooi, uitdagend, vermoeiend en energiegevend. Schrijven doe ik op een super leuk boekenblog: Ogma.nu en voor mezelf. Ik hoop over een maand of wat, na allerlei vertraging eindelijk het eerste boek onder mijn eigen naam te publiceren. Heel spannend, heel leuk, heel druk.


Tussendoor blijft het werk als juf gewoon doorgaan, en ik had al heel lang zin om daar over te schrijven. Een blog dus! Vandaag begin ik, voor een jaar. Van maart tot maart. Wellicht dat ik als veertiger nog zin heb om door te gaan, misschien ook niet, maar dat zie ik dan wel. Eerst dit jaar maar eens. 


Hoe vandaag er uit ziet? Ik werk op dinsdag, woensdag en donderdag. Lange dagen ook. Vandaag is dus gewoon een werkdag, maar wel een speciale. Het is traditie op mijn school om te trakteren als je jarig bent, dus heb ik wat lekkers gebakken voor mijn collega's. Maar het gaat om de leerlingen natuurlijk en ik ben het soort juf dat er van houdt haar leerlingen te verwennen. Ik ga dus minichocoladezoenen uitdelen, we gaan de halve les een film kijken en wat Engelse spelletjes doen en de volgende les is huiswerkvrij. Je moet niet te scheutig zijn met uitdelen tenslotte, er moet al zoveel op school. Over moeten gesproken, na de derde pauze zal mijn middag gevuld zijn met vergaderingen; het noodzalijke kwaad in onderwijsland. Gelukkig werk ik op de leukste school van Nederland en heb ik hier af en toe zeldzaam leuke vergaderingen meegemaakt. Ik hoop het niet te laat te maken, snel naar huis te kunnen naar mijn liefje en bloedjes (puber, kind en kleuter) van kinderen. Taart eten. Uiteraard met een koffer gevuld met nakijkwerk. Ik beschouw dat vandaag ook maar als cadeautjes.


En maandag? Dan vind je hier mijn tweede blogbericht. Happy birthday, iedereen!