Posts tonen met het label rerun. Alle posts tonen
Posts tonen met het label rerun. Alle posts tonen

maandag 11 februari 2019

Rerun: Beelden geven



Bij deze laatste rerundonderdag van dit seizoen (die loopt van verjaardag tot verjaardag) een stuk waar ik vorig jaar een aantal positieve reacties op heb gekregen. Engels is namelijk een vak waar ik dol op ben, maar waarvan ik mij terdege realiseer dat er leerlingen zijn die er moeite mee hebben. Daar staan niet alle docenten bij stil, want lets face it: je wordt docent van een vak omdat je erg van dat vak houdt. En dan is het weleens moeilijk om je in te leven in een leerling die minder goed in is. Ik heb gemerkt dat het kan helpen om zelf af en toe iets te doen waar je moeite mee hebt. Nou ja, daar gaat dit blog dus over.

Ik ben een mens van woorden. Geschreven of uitgesproken, het is mij om het even, maar ik ben van de woorden. Ik hou van lezen, schrijven, praten, vertellen. Van boeken, gedichten, muziekteksten, toneel, goede gesprekken. Voor mij zit er veel schoonheid in het woord en die vorm van schoonheid resoneert het meest in mij. Geen toeval dat ik juf werd in een taal leren.
Natuurlijk kan ik ook genieten van muziek, geuren en van een mooi schilderij, maar op de een of andere manier zijn het woorden die het snelst iets in mij raken.

Beelden
Je hebt ook beelddenkers. Mensen die niet veel kunnen met woorden en omschrijvingen, maar die ergens iets bij moeten zien. Ik vind dat soms lastig. Mijn man is er zo een. Geen toeval dat die man van mij beeldend kunstenaar is. Hij ziet de schoonheid van beelden en vormen en woorden doen hem een stuk minder. Hij kan bijvoorbeeld enorm genieten van van die heel langzame jaren zeventig films. Het beeld alleen is voor hem genoeg, mij gaat het te langzaam, te weinig dialoog. Of monoloog voor mijn part, in elk geval te weinig woorden.

Nu is het zo dat op een Vrijeschool leerlingen op verschillende manieren worden aangesproken. (Had ik daar al eens eerder over verteld? ;-) ) We doen aan verhalen vertellen en gedichten reciteren en schrijven, de woordenkant zeg maar. Maar ook aan textiel, hout, metaal, tekenen, het beeldendeel. En ook nog aan dans en euritmie en toneel en muziek, die allemaal weer andere delen van de mens aanspreken en combinaties zijn van diverse aspecten. 

Voor mij is dit mooi, maar in mijn vak blijven de woorden gewoon overheersend, want dat is immers waar een taal uit is opgebouwd.
Voor beelddenkende kinderen kan dit moeilijk zijn, een obstakel zelfs. En dat begrijp ik heel goed. Het is verdraaid lastig als je iets moet doen wat van nature minder in je zit.

Zweten
Ik heb dat elk jaar als ik aan het begin van het schooljaar een beeld moet geven. Bij ons is dat namelijk traditie. De gymzaal is gevuld met een stuk of tien, twaalf klassen en om de beurt komen de mentoren voor de groep staan en geven een beeld. Dit is een weliswaar verteld beeld, maar dat is iets anders dan een verhaal. Het is de bedoeling dat je met woorden een beeld schept dat de klas meeneemt het nieuwe schooljaar in. Een startpunt waar vanuit verder gegaan kan worden. 

En ik vind dat verdraaid moeilijk. Een verhaal vertellen, dat kan ik. Een toneeltje doen desnoods ook wel. Met zweet in de bilnaad, dat wel, maar eigenlijk vind ik een beetje toneel ook hartstikke leuk, dus geen probleem. Maar hoe schep je een beeld?

Bron: Pixabay.com


Ik heb er over vergaderd, nagedacht, besproken met ervaren antroposofische collega's, maar het wordt niet makkelijker. Toch doe ik het. Het hoort erbij en dus sla ik me er doorheen, blij dat het maar een keer per jaar hoeft.


Begrip

Het helpt me om begrip te hebben voor die beelddenkende en dyslectische leerlingen die bij mij elke dag met al die vervelende woorden te maken hebben. Daarom laat ik ze af en toe ook woorden tekenen, probeer ik hen een beetje tegemoet te komen. Een maatschappij waarin woorden zo belangrijk zijn is voor sommige kinderen al lastig genoeg.

Aanstaande maandag volgt hier de conclusie van het tweede jaar juf Jolanda blogt.




donderdag 7 februari 2019

Rerun: Worden wie ik ben


Vandaag in de rerundonderdag weer een blog dat al eerder verscheen. In dit geval in november 2017. Na de vorige berichten die wat minder positief van toon waren dan je van deze juf gewend bent vond ik dat het wel weer eens tijd werd voor een stukje over een leuk aspect van lesgeven. Bij dezen!


Eigenlijk geldt wat ik vorige keer schreef over leerlingen ook een beetje voor mijzelf als docent.

Ik heb een fijne en goede opleiding gehad. Mijn eerste jaar was in 1999-2000, mijn tweede jaar – door de komst van mijn oudste dochter een lange pauze genomen – in 2006-2007 en uiteindelijk ben ik begin 2011 afgestudeerd. Ik werkte toen al een tijdje en heb waanzinnig veel geleerd uit de praktijk.

Wat ik leerde
Ik leerde goed uit te leggen, hoe ik cijfers moest berekenen, hoe om te gaan met faalangstige kinderen, met boze ouders en nare collega's (die er gelukkig bijna niet waren, maar degene die ik tegen kwam... Vertel ik nog wel eens). Ik leerde hoe ik een betrokken mentor kon zijn, leerde om te gaan met weinig energie in combinatie met een gezin en een veeleisende baan en hoe ik in gedachten uit kon 'zonen' tijdens oeverloos saaie vergaderingen.

Ik leerde te genieten van kleine dingen, leerde om streng te zijn en de orde te bewaren en welke kennismakingsspelletjes leuk zijn om te doen met een verse groep brugklassers. Ik leerde hoe fijn het is om samen te werken met lieve collega's, hoe de methodes in elkaar zitten, hoe ik mijn creativiteit kon gebruiken bij het ontwikkelen van nieuw lesmateriaal en hoe ik vervolgens diezelfde creativiteit aan moest spreken om te zorgen dat de dingen die ik had bedacht pasten binnen de retestrakke planning die er was.

Ik leerde dus veel sinds ik in 2009 begon met lesgeven. Maar pas op mijn huidige school leerde ik om steeds meer de docent te zijn die ik echt ben.

Ontwikkelstof
Ik leerde om mij kwetsbaar op te stellen, om niet gewoon verhalen te vertellen, maar er een stukje van mijn eigen ziel in te leggen. Pas nu kan en durf ik mezelf te laten zien, ook in zaken waar ik onzeker over ben. Ik kwam er en passant achter dat ik grammatica goed kan uitleggen, maar dat grammaticaonderwijs eigenlijk van nul en generlei waarde is. Nu pas kan ik mijn creativiteit echt benutten en durf ik dingen te doen waarvan ik eerder dacht dat dat niet kon op een middelbare school.

Bron: Pixabay.com

Dit past bij de antroposofische visie op onderwijs. De lesstof is niet zozeer leerstof als wel ontwikkelstof. De leerling wordt als wezen gezien met lichaam, geest en ziel, en de docent dus ook. Er wordt van de docenten verwacht om met hun hele wezen voor de klas te staan en dat is wat ik doe. Het wil niet zeggen dat ik nu 'klaar' ben, want ontwikkeling gaat een heel leven door. Maar ik ben steeds meer bezig te worden wie ik als mens en als docent ben. 

Elke werkdag is een stukje ontwikkelstof in dat proces.






donderdag 10 januari 2019

Rerun: En nu allemaal de koppen dicht, ja!!!!



In de throw back Thursday weer een stuk dat eerder op dit blog verscheen, maar waar ik nog eens de aandacht op wil vestigen. Over kortsluiting in de hersenen en stilte in een klas.

Mijn man en kinderen weten er alles van: ik kan echt maar een ding tegelijk. Dus als ik mailtjes beantwoord, een blogje schrijf of proefwerken nakijk en iemand wil mij een mop uit een moppenboekje vertellen, vragen of ze morgen met Nolan mogen spelen of willen weten wat er die avond gekookt moet worden, dan hoor ik dat niet. Als het nogmaals wordt gezegd of gevraagd ervaar ik dat als ruis op de achtergrond die in razendsnel tempo oorverdovend wordt en baf! Kortsluiting in mijn hersenen. Teveel informatie om te verwerken, teveel tegelijk en het resultaat is meestal een nogal geblaft, niet bijster vriendelijk antwoord van mijn kant, iets waar ik zelden zelf blij mee of trots op ben, maar het gebeurt. Sorry, ik bedoelde het niet zo...

In de les heb ik hier minder last van, van dat korte lontje. Dat bewaar ik meestal voor thuis (nogmaals mea culpa, lieverds), maar ook op school zijn er momenten waarop ik het heb gehad.

Voor iedereen die inmiddels bij mij het beeld heeft gekregen van een blij ei in hippiejurk en heksenhaar, nou ja, dat klopt wel. Maar niet altijd. Een van de dingen waar ik slecht tegen kan is als mensen door me heen praten. Nou, dan moet je docent worden. Kun je je lol op.

Geklets
Natuurlijk weet ik dat het erbij hoort. Ik sta inmiddels een paar jaar voor de klas, heb een dikkere huid gekregen en een arsenaal aan oplossingen. Gewoon stil zijn en voor de klas gaan staan bijvoorbeeld. Wachten. Kan lang duren, heel lang, maar uiteindelijk wordt het stil. Even opvallend gaan staren naar de grootste kletskousen helpt, een ontevreden blik op mijn gezicht ook. Als ik meer druk wil zetten, steek ik mijn vinger dreigend in de lucht; het teken om aandacht te hebben en stil te zijn. Werkt minder goed dan gefronste wenkbrauwen, is wel vriendelijker. Op deze manier wachten werkt, kost weinig inspanning, maar neemt veel tijd in beslag.

Silence please
Er zijn veel wisselingen in een les, zelfs in eentje van een magere 45 minuten. Van introductie programma naar boeken open slaan, van samen lezen naar zelfstandig oefening doen, van luisteren naar een verhaal naar gedicht reciteren. Als je bij elke wisseling opnieuw geklets hoort kan dat wachten op stilte heel vervelend worden.
Soms heb ik er ook gewoon geen geduld voor. Dan ga ik aftellen.  In het Engels, van tien naar een. Na 1 (Silence please!) weet iedereen inmiddels dat het stil moet zijn. Mensen die lollig heel hard denken mee te moeten tellen worden afgestraft. Dit aftellen werkt snel en goed, maar nog kan het rommelig worden. Tien keer in de les aftellen doet het effect weer teniet dus dat doe ik niet.

Geduld
Voor de klas heb ik een stuk meer geduld dan thuis, en er komt een moment dat ik het zat ben. Dan ga ook ik Ssst-sissen. En wee de leerling die leuk mee doet! In het verleden heb ik wel met de deur geslagen, dat doe ik (na klachten van  volledig lamgeschrokken leerlingen) niet meer. Geen shocktherapie, vind ik zielig. Van de week was ik bezig met een luisteropdracht waar tig keer doorheen werd gesproken en ik had het echt gehad. Toen hoorde ik mezelf onvriendelijk blaffen: ‘En nu is het echt stil!’

Bron: Pixabay.com

Volgens mij schrokken de leerlingen meer van mijn gezichtsuitdrukking van de uitroep zelf. Ik zag één leerling een beetje wit wegtrekken. Maar dat is dan ook een lieverd. Eigenlijk had ik toen al direct weer medelijden met ze. Maar soms moet het gewoon echt even stil zijn. Dan maar zo.

Aanstaande maandag schrijf ik een nieuw stuk, met meer over mijn aanvankelijke worstelingen met het scheppen van rust in de drukte, en hoe het mij lukte om hier beter in te worden. 




donderdag 15 november 2018

Rerun: Niet het hoofd alleen III



Vandaag in de herhaling het laatste deel van mijn driedelige rant tegen zaken in het onderwijs waar ik fel op tegen ben. Deze stukken verschenen eerder in augustus en september 2017, maar zijn helaas actueler dan ooit. In de vorige twee blogs vertelde ik over hoe kinderen door beleidsmakers in het onderwijs gezien worden als niet meer dan cognitieve wezens. Lees even terug als je wilt weten hoe het zat, lees door om erachter te komen waarom juf Jolanda zich boos maakt...

Dat is het dus. Mensen hebben in de visie van onze overheid alleen waarde als ze economisch valide zijn. Je mag zo min mogelijk kosten en zoveel mogelijk opleveren. Dat begint bij kinderen en het onderwijs. Het hele wezen van het kind wordt niet gezien. Kinderen zijn rondwandelende hersenen die aangesproken en beoordeeld worden op hun cognitieve vaardigheden. De rest kan in de prullenbak. Onbelangrijk.

Leren en ontwikkelen
Ik zie dat zoals gezegd anders. Voor mij bestaat een mens uit denken, doen en gevoel. Heeft elk mens een hoofd, een hart, een lijf en zelfs een ziel. Kan een kind dingen bedenken, fantaseren, spelen, bewegen, dansen, ruzie maken en samenwerken. 

En van alles, alles leer je. Je leert lezen, schrijven, rekenen, biologie, aardrijkskunde, creatief denken, dingen maken, oplossingen bedenken, hoe je met mensen om kunt gaan, hoe je conflicten op kunt lossen, hoe je soms verdrietig mag zijn en boos, en hoe het is om fijne dingen met anderen te delen. Je kunt leren wat je leuk vind, wat je moeilijk vind, waar je passie en je talent liggen en waar je je nog in kunt ontwikkelen. Al die dingen kun je leren. Mits je wordt gezien zoals je bent. En je de ruimte krijgt om te doen wat jij nodig hebt om te kunnen groeien. Groeien op cognitief, sociaal, emotioneel, motorisch en spiritueel gebied.

Om een kind op alle niveaus te laten stralen – in het Engels to prosper of thrive: het voorspoedig te hebben- moet je het ook op alle niveaus aanspreken. Het is niet vreemd dat ik met deze levensvisie werk op een Vrijeschool. Vrijescholen zijn immers ontwikkelingsscholen, waarbij het onderwijs geen doel is, maar een middel om een kind zich te laten ontwikkelen tot wie hij of zij is. In het Vrijeschoolonderwijs leren kinderen door middel van hoofd, hart en handen. Waarbij alle drie de elementen even belangrijk zijn, zowel op de basisschool als het voortgezet onderwijs. Of je nu Vmbo-T doet, of Vwo. Ieder mens heeft immers een hoofd, een hart en over het algemeen ook handen.

Begrijp me goed. Ik ben niet tegen regulier onderwijs. Scholen doen hun uiterste best om er te zijn voor hun leerlingen en behalve denkstof ook creatieve, sociale en lichamelijke activiteiten aan te bieden. Maar doordat deze niet getoetst worden en in bredere zin genegeerd, raken deze dingen hoe langer hoe meer in de periferie. Meesters en juffen balen hier vaak het meest van. Vroeger was er veel meer ruimte voor tekenen en knutselen, nu mag je blij zijn met een uurtje 'creatief' per week. Frustrerend voor leraren die zien dat dit ten koste gaat van hun leerlingen.

Bron:Pixabay.com


Cito terreur
Ik persoonlijk vind het armoede, pure armoede, dat een cito toets alleen lezen, schrijven en rekenen toetst. En ik vind het een nog veel grotere armoede, grenzend aan misdadig, dat er zoveel belang wordt gehecht aan die cito toetsen. Ook door ouders, want de meeste zijn al net zozeer geindoctrineerd door de hersenen-op-benen gedachte. Leuk hoor, dat tekenen in periodeschriften, maar leren mijn kinderen wel genoeg? 

Wat die cito toetsen betreft, ik zal nooit vergeten dat ik op een informatieavond was op de basisschool waar mijn dochter net in groep zeven zat. Een enthousiaste meester vertelde over de quiz die hij elke week deed, de excursies in het bos vlakbij, de muziek die hij maakte met de kinderen, en tot slot zei hij, op vermoeide toon iets over de citotoets. Over dat dit moest, er nu eenmaal bij hoorde, maar dat het slechts een momentopname was, en dat volgend jaar de leraar van groep acht een advies zou geven op basis van zowel toetsen als het beeld dat de afgelopen acht jaar was ontstaan. Hij drukte ouders op hun hart om zich er niet druk over te maken, dat er niets extra's nodig was en dat ze vooral geen druk op hun kinderen moesten leggen, want al die nadruk op cito: het was gewoon niet nodig. Ik voelde me na dit verhaal gerustgesteld. Een meester naar mijn hart. Niet iedereen van de ouders deelde dit geloof ik, want toen na direct na dit verhaal de ouders vragen mochten stellen, was de eerste vraag die gesteld werd 'Eh ja, maar hoe kunnen we nu die cito thuis gaan oefenen? We hebben al bijles geregeld.' Zucht.


En nog steeds afvragen hoe het komt dat er steeds meer mensen zijn die op steeds jongere leeftijd al lijden onder een burn out?

donderdag 1 november 2018

Rerun: Niet het hoofd alleen II


Vandaag gaat het tweede deel van mijn driedelige betoog tegen een veel te beperkte visie op kinderen en onderwijs in de herhaling. Eerder kon je dit lezen in augustus en september 2017, maar ik wilde er graag nog eens de aandacht op vestigen. Vorige keer vertelde ik over hoe kinderen benaderd worden in het onderwijs. Over hoe vooral het hoofd aangesproken wordt. Deze keer ga ik hier verder op in.


Dit hele principe vind ik dus zum kotzen. Ik besta uit meer dan mijn hoofd, jij hoogstwaarschijnlijk ook, en kinderen zeker. Kinderen leren op zoveel manieren. Door te spelen, te tekenen, te dansen, te bewegen. Maar er wordt hen zoveel ontnomen door alles wat tegenwoordig moet. Verplicht een x aantal woorden kennen in groep twee. In groep 3 huiswerk mee voor aardrijkskunde. Citotoetsen met al in groep 5 waar al een eerste advies voor het voortgezet onderwijs uit voortvloeit. Wat een enorme onzin! En wat een bak met ellende.

De wortel van alle kwaad
Natuurlijk doen scholen hun uiterste best en ik spreek vaak basisschoolleraren die balen van wat er moet gebeuren. De meeste scholen gaan zo flexibel mogelijk om met alles wat het Ministerie hen oplegt, maar kom op! Er is toch iets mis, als je je als school in bochten moet gaan wringen om een kind een jaar langer in groep twee te laten. Iedereen moet doorstromen, iedereen moet door. Zo snel mogelijk op een liefst zo hoog mogelijk niveau door het onderwijs heen. Een jaar langer op school kost geld en kenniseconomie of niet, er moet wel zo min mogelijk doekoe aan worden uitgegeven. Uiteindelijk draait het gewoon ook om de centjes.

Geen enkele zin
Wat ik zo naar vind is die gedachte die erachter zit. Om terug te komen op het voorbeeld van kinderen langer laten kleuteren, laatst was hierover groot nieuws. Nu kijk ik dat niet, maar zoals dat gaat bereikte het mij via via toch. Wat was dat nieuws? Nou, er was dus uit onderzoek gebleken dat een extra jaar in groep 2, voor kinderen die nog niet toe zijn aan groep 3 niets oplevert. Geen enkele zin, niet meer doen. Goed nieuws voor staatssecretaris Dekker van onderwijs, die in september 2016 nog vertelde dat hij zich zorgen maakt omdat veel te veel kinderen een jaar extra in groep 2 blijven. Hij wees naar dat onderzoek waaruit blijkt dat kinderen niet profiteren van dat derde kleuterjaar en verwacht dat scholen hun maatregelen zullen nemen.

Maar als je dan kijkt waarom kinderen volgens de onderzoekers niet profiteren van een jaar langer kleuteren dan blijkt dat kinderen die dat hebben gedaan in groep acht even hoog op de citotoets scoren dan kinderen die zonder extra jaar door zijn gestroomd. Cognitief gezien levert het niets op. En dat is de crux. Dat is waar ik tegenaan loop, dat is waar ik zo enorm spinnijdig van kan worden. Die volslagen beperkte redenatie. Cognitief gezien levert het niets op, dus levert het niets op. Iets heeft alleen maar nut als je er cognitief gezien slimmer van wordt. Iets is alleen maar goed en nuttig als het hogere citoscores oplevert. Al het andere is niet slechts van ondergeschikt belang, het is van nul en generlei belang. Telt niet mee, doet er niet toe.

Bron: Pixabay.com


Argumenten dat sommige kinderen het sociaal-emotioneel nodig heeft om nog wat langer te spelen? Irrelevant. Cito score is hetzelfde in groep 8. De redenatie dat kinderen die naar groep 3 moeten voordat ze er qua ontwikkeling aan toe zijn, onzeker kunnen worden en makkelijk faalangstig worden, en dat hun hele leven met zich mee dragen? Niet van belang, want cognitief schiet je er niets mee op.



En omdat ik na dit stuk pas goed op gang kwam plakte ik er nog een deel aan vast. Deze kun je in de rerun van donderdag 15 november vinden. 

donderdag 11 oktober 2018

Rerun: Niet het hoofd alleen I


Ik lijk misschien een oude hippie. En dat ben ik ergens ook wel. Toch kan deze juf zich af en toe boos maken. Nou ja, emotioneel betrokken, laten we het zo noemen. Daarom gaat mijn driedelige betoog tegen lopende hersentjes, eerder verschenen eind augustus en begin september 2017, vanaf vandaag in de herhaling.


Aan het einde van mijn puberteit, toen ik een jaar of zeventien was, hield ik wel van een discussie en kon behoorlijk fel worden als mensen iets zeiden waar ik het niet mee eens was. Ik was in die tijd uitgesproken in mijn meningen. In de jaren daarna werd dat steeds minder, tot ik de gemoedelijke koningin van de middenweg werd die ik nu ben. Ik zit nog steeds niet snel om woorden verlegen, maar ik geloof niet in absolute waarheden en uitersten en bekijk een zaak dus gewoonlijk van vele kanten.

Felle vrouw op praatstoel
Toch is er iets waar ik vandaag de dag nog uitgesproken en fel over kan worden, en dat is hoe er in het huidige onderwijssysteem naar kinderen wordt gekeken. De overmatige focus op cognitieve vaardigheden is iets waar ik op tegen ben, link van kan worden en direct op mijn praatstoel zit als het onderwerp die richting op gaat. Aangezien dit blogbericht gaat over de fouten die mijns inziens worden gemaakt door deze eenzijdige benadering, bent u bij deze Gewaarschuwd.

Het is niet overdreven om te stellen dat het overgrote deel van de focus in het onderwijs, zowel op basisschool als voortgezet onderwijs ligt op wat kinderen dienen te weten. Onder het mom van 'de kenniseconomie' zijn er soms desastreuze beslissingen gemaakt en bekijkt men over het algemeen de zaken totaal verkeerd.


Bron: Pixabay.com



Hersenen op benen
Ik ben er met heel mijn hart en ziel van overtuigd dat een mens uit meer bestaat dan alleen een hoofd. Maar dat ben ik, hè? Er staat boven dit blog dat je mijn eigenwijze mening er gratis bij krijgt. Nou hier is 'ie. Ik geloof dat wij als menselijk ras meer zijn dan een stel hersenen met benen. Kom bij mij bijvoorbeeld niet aan met verhalen dat liefde niet meer zou zijn dan de optelsom van maatschappelijke patronen en feromonen. Dat zijn praatjes waar ik niets mee kan. Ik zal verder niet ingaan op deze filosofische kwestie, maar dan weten jullie even – voor zover het na tig blogjes nog niet duidelijk was- wat voor vlees jullie in de kuip hebben met mij.

Wat voor achterstanden dan?
Ik geloof dus dat we geen rondwandelende hersenen zijn. Toch lijkt het of onderwijsbeleidsmakers wel die mening zijn toegedaan. Dat is namelijk hoe kinderen in ons huidige onderwijssysteem worden behandeld: als rondwandelende hersenen. Voorbeeld? Ik ageerde al eens tegen het feit dat kinderen tegenwoordig veel te vroeg dingen moeten doen. Dat er zaken van hen verwacht worden die ze biologisch helemaal nog niet kunnen. In datzelfde blogbericht, van zoveel maand, vertelde ik dat kinderen nu al eerder leren schrijven, lezen en rekenen dan vroeger. Het hele plan om kinderen eerder naar school te laten gaan was om achterstanden tegen te gaan. Maar over wat voor achterstanden hebben we het dan? Over achterstanden op het gebied van sociale vaardigheden? Creativiteit? Hechten met ouders, familie of anderszins? Achterstanden op het gebied van spelen? Dromen? Fantaseren? Neen. Achterstanden op het gebied van taal en rekenen. Want dat is immers waar alles om draait. Het hoofd. De hersenen op beentjes.


(Op donderdag 1 november gaat  het tweede deel in de herhaling. En hou je maar vast, want dan begint mijn echte rant pas echt!)

donderdag 27 september 2018

Rerun: Gooi dat boek maar in de prullenbak! Of: mijn ervaringen met TPRS



Vandaag gaat een blog uit een drieluik over TPRS - Teaching Proficiency through Reading and Storytelling- in de herhaling. In de eerste twee delen, die je hier en hier kunt vinden, vertelde ik over de ideeën achter deze lesmethode, en hoe het in de praktijk gaat.  Dit laatste deel ging over mijn eigen ervaringen hiermee. 


Ik kwam na de workshop die ik had gedaan razend enthousiast thuis, maar op mijn werk was er geen ruimte voor om iets mee te doen. Pas toen ik ging lesgeven in groep 7, in de klas van mijn oudste dochter was die mogelijkheid er wel. Maar omdat ik er geen enkele ervaring in had liet ik de verhalen niet zo vrij als eigenlijk de bedoeling was. Ik bedacht niet alleen het begin en het einde van het verhaal, maar ook wat er tussen in gebeurde. Ik bedacht eigenlijk gewoon het hele verhaal. 

Alleen liet ik de leerlingen tijdens de les denken dat zij het bepaalden. De leerlingen waren erg betrokken bij het verhaal, deden goed mee en het vragen en antwoorden ging goed. Voor het leerproces maakte dat niet een significant verschil denk ik, en ik had die zekerheid als docent nodig. Ik vond het namelijk al spannend genoeg! Nog nooit eerder had ik zo voor een klas gestaan, vertellend en af en toe een beetje naspelend, acterend.

Even geen TPRS
In de loop van de jaren deed ik dit veel vaker, in groep zeven en acht, met verschillende verhalen. Van elk verhaal maakte ik ook een boekje met simpele tekeningen en eenvoudige begripvragen. De leerlingen konden hierin het verhaal nalezen en vragen beantwoorden, op dezelfde manier als we in de klas al verschillende malen mondeling hadden gedaan. Toen ik wegens tijdsgebrek stopte met het werken op de basisschool verdween het TPRS gebeuren een tijd in de vergetelheid. Ik werkte op een heel leuke nieuwe school, waar ik meer uren draaide, een docentencursus volgde en moest wennen aan een andere vorm van onderwijs. Ik ontwikkelde materiaal dat past bij de ontwikkelingsfases van de verschillende leerjaren en voelde me steeds meer thuis op deze nieuwe school.

Weer vertellen
Na een paar jaar begon ik, geheel volgens de Vrijeschooltraditie steeds meer te vertellen en me nog meer op mijn gemak te voelen in de vertellende rol. Sterker nog, op zo'n moment voel ik me compleet mezelf, vind het fijn om de aandacht van de leerlingen te hebben en ze in mijn favoriete taal mee te nemen in een verhaal. Ik ben gewoon dol op verhalen, dat zal het zijn. In mijn derde jaar, toen ik voor het eerst een oefenlesje mocht geven tijdens de open dag bedacht ik dat best een van de verhalen kon vertellen die ik in groep 7 van de basisschool vertelde. En terwijl ik dat deed bedacht ik me dat ik dit vaker zou moeten doen. Gewoon in de zevende klas.

Bron: Pixabay.com



Kijk! Zonder boek!

Een workshop van een Duitse collega, die in zijn land op een Vrijeschool Frans geeft en dat doet door middel van TPRS, gaf de doorslag. Sinds dit schooljaar verwerk ik woordjes, zinnetjes en grammatica die ik eerder gaf door middel van een methode in de verhalen die ik vertel. Ik heb na jaren ook het vertrouwen gekregen waardoor ik de leerlingen echte inspraak durf te geven. Ik bedenk wat ik aan woorden en grammatica ik wil verwerken en vervolgens laat ik het vrij. Na het vertellen van (een deel van) het verhaal schrijven leerlingen dit op in hun schrift en maken ze er een boek van. 

Ze leren ook de woordjes en zinnetjes die ik belangrijk vind, maar val ze in dit eerste stadium nog niet lastig met grammatica regels. Het gaat vooral om heel veel luisteren, een beetje spreken, een beetje schrijven en lezen. 

Het bevalt me erg goed en de reacties van de leerlingen zijn positief. Voor mij reden er voorlopig gewoon mee door te gaan. TPRS rocks!


Tot zover de herhaling. Aanstaande maandag volgt een nieuw bericht, over wat ik het afgelopen jaar heb gedaan aan het vertellen van verhalen. Eens kijken of ik nog steeds zo enthousiast ben...

donderdag 13 september 2018

Rerun: Wie dit leest....


Het is weer rerundonderdag, en vandaag een lekker luchtig stukje. De oudste is inmiddels hard op weg naar haar achttiende verjaardag, en ik heb de laatste tijd geen briefjes meer mogen ontvangen, maar voor de rest is het nog steeds een actueel blog. Want waar een school is, daar is vandalisme. Vandaar dus in de herhaling: Wie dit leest....




is gek. Een klassieker. Ik kom deze tekst nog regelmatig tegen als ik - er is wel eens topdrukte op de docentenw.c.'s tijdens pauzes- van een leerlingentoilet gebruik maak. Ergens moet ik er een beetje om lachen. Het heeft iets onschuldigs.


Vandalisme.
Wat mij wel stoort, en behoorlijk ook, zijn de teksten die ik met zeer grote regelmaat tegenkom op tafels of muren in mijn klaslokaal. Mijn ergernis top drie? Nummer drie: Grove teksten over andere leerlingen. (naam) is (scheldwoord). Dat idee. Beschadigend voor de genoemde leerling, en laf van de "stoere" bink(in) die de stift of pen ter hand nam. Anoniem zulke dingen schrijven? Giftig word ik er van. Bah. Hetzelfde geldt voor nummer twee. Deze luidt: Zin in (woord voor seks of seksuele handeling)? bel (telefoonnummer). Heel stom, en niemand heeft hier ooit z'n eigen nummer ingevoerd. Op nummer 1 de ergste graffiti die je kunt vinden: een hakenkruis of white power teken. Laf en heel naar.



Bron: Pixabay.com







Gelukkig kom ik deze drie niet heel vaak tegen. Tafels en muren worden veel beschreven, maar de opschriften zijn  meestal vriendelijker of minder persoonlijk van toon. Namen van crushes (vertaling voor opa: de mensen van wie je vroeger zou hebben gezegd dat je er op was) of celebs (=beroemde mensen / artiesten) bijvoorbeeld, al dan niet voorzien van een hartje of I hartje.

Communicatie
Sommige teksten worden een soort anonieme communicatie tussen elkaar onbekende leerlingen. Een geeft een aanzet met een stelling. Engels is (scheldwoord naar keuze) of (deze kwam ik onlangs tegen) Poedels zijn cool. Leerling twee geeft zijn of haar commentaar op genoemde stelling en wordt een les later aangevuld door leerling nummer drie en vier en vijf. Want zo werkt het: een schone tafel blijft lang schoon, een tafel waarop is geschreven nodigt uit tot meer schrijven. Voor mij bestaat de ellende uit twee zaken. De eerste is dat ik het dus niet zie. Ja, wel de teksten, aan het einde van de dag, maar niet dat ze geschreven worden. Ik zie het gewoon niet. Een soort vandalisme blinde vlek. Erg frustrerend, want ik kan dus zelden een dader aan het werk zetten met schoonmaken. Want, en dat is gelijk punt twee: die troep wil er slecht af. Water en zeep is niet genoeg, je hebt echt schuurmiddel en elleboogwerk nodig om het eraf te krijgen. Doe je dat niet, zit de tafel binnen no time echt onder.





Bron:Pixabay.com

 

Bord
Dan is er nog het bord. Leuk is het als je 's ochtends op je bord kijkt en daar stiekem op ziet: goedemorgen! XOXO van (naam klas). Grappig is het ook een klein beetje als je een grote getekende piemel op het bord ziet. De eerste keer tenminste. Als je elke dag enorme getekende genitalieen van je bord moet verwijderen die er in een onbewaakt moment op zijn gezet wordt het iets minder humoristisch. Na de laatste keer sneeuwval deze winter verscheen er op magische wijze een tekening van een twee meter grote penis met bijbehorend klokkenspel op het binnenplein. Dat lokte een glimlach bij mij uit, moet ik eerlijk zeggen. Tot ik op het bord weer eentje zag. Houdt het dan nooit op?!

Een tijdje terug lag er bij het ontbijt een briefje van mijn oudste, zestienjarige, dochter. Zij vertrekt altijd een stuk vroeger dan de rest van het gezin. Vertederd pakte ik 'm, denkend dat het een lief briefje was. 

'Hallo, stelletje piemels.' stond er.

Zeg nou zelf, hier valt toch niet tegenop op te voeden?



donderdag 19 juli 2018

Rerun: Jezelf zijn voor de klas


Vandaag in de herhaling een stuk dat nog steeds actueel is. Want jezelf zijn blijft een van de belangrijkste dingen als je lesgeeft.


Leerlingen prikken er zo doorheen als een docent een rol speelt voor de klas. Toch is het niet altijd makkelijk om helemaal jezelf te zijn als je les geeft.

Bron: Pixabay.com

Masker
Toen ik begon aan mijn eerste baan in het onderwijs zat ik elke ochtend misselijk van spanning in de bus. Ik vond het doodeng om als echte docent voor een klas te staan, en was erg onzeker. Die misselijkheid en het gevoel van spanning was na een paar weken wel voorbij, de onzekerheid duurde langer. Wat mij in die eerste tijd hielp was het dragen van make up. Elke ochtend bracht ik in de vorm van mascara, poeder, glitter en oogschaduw een masker op dat me zekerder deed voelen.

Delen
Tegelijkertijd durfde ik op andere gebieden mezelf wel te laten zien. Ik had veel persoonlijke gesprekken met leerlingen, waarbij alle partijen dingen vertelden over zichzelf. Toen ik voor het eerst een afspraakje had met de man die mijn grote liefde zou blijken te zijn, deelde ik dat ook met een aantal leerlingen, in een gesprek na afloop van de les, waarin we het hadden over leuke plannen voor het weekend. Heel gewoon, geen probleem.

Afleren
Dit is iets wat ik altijd heb gedaan in mijn lessen; af en toe ook mezelf als mens laten zien aan mijn leerlingen. Toch is het blijkbaar ook iets dat je kunt afleren. Tijdens de twee jaar waarin ik les gaf aan een reguliere middelbare school moest ik veel zaken ineens anders aanpakken dan ik gewend had. Ik had les gegeven op een Montessorischool en een onderwijsvernieuwende school, waarin ik te maken had gehad met leerlingen met een grote mate van zelfstandigheid. Ik kon mezelf zijn en hen begeleiden in wat er moest gebeuren. Hoe anders was dit op de 'gewone' middelbare school! Ik moest leerlingen hierin veel meer vanaf een afstand (mevrouw in plaats van Jolanda) gaan vertellen wat ze moesten doen. Niet alleen was het autoritaire stukje iets wat niet goed bij mij paste, maar ook kon ik veel minder mezelf laten zien. Ik moest letterlijk een rol spelen. Die van de strenge en consequente lerares. Ik heb onwijs mijn best gedaan en kreeg het uiteindelijk ook steeds meer in de vingers, maar ik had steeds minder plezier in wat ik deed. Hierdoor leerde ik ook af om mezelf te zijn, en persoonlijke dingen te delen met mijn leerlingen. Iets wat ik pas besefte toen ik daar op mijn huidige school door een collega die op lesbezoek was geweest, op werd gewezen.

Wennen
Ik vond dit maar raar, want dat was nu juist een van mijn sterke punten altijd geweest, maar ik besefte ook dat ze gelijk had, ik moest echt weer even wennen aan een ander soort docentenrol. Ik ben er daarna bewust meer mee gaan doen, af en toe iets persoonlijks zeggen. Als er iets leuks gebeurd is, of ik juist met iets naars zit, vertel ik daar vaak even kort iets over in de klas. Gewoon om leerlingen te laten weten waarom ik misschien wat vrolijker ben dan normaal, of een beetje meer afgeleid.

Binnen het vrijeschoolonderwijs wordt dit aangemoedigd. Een aspect van het onderwijs is namelijk dat je als leraar met je hele wezen voor de klas staat. Je moet dus ook persoonlijke zaken met je leerlingen kunnen delen. Voor mij voelt het beter om als volledig en gelijkwaardig mens voor de klas te staan, en niet als een orde-bewarende-docent-spelende vrouw. Ik denk dat het mijn kracht is om zonder autoritair te doen, zonder me anders voor te doen en mij regelmatig kwetsbaar op te stellen mijn klassen te leiden. Niet autoritair, maar wel met autoriteit. 

donderdag 5 juli 2018

Rerun: Engels op de basisschool


Vandaag weer een trip down memory lane. Letterlijk, want het stuk dat in de herhaling gaat, ging over lesgeven op de basisschool. Dat doe ik al een tijdje niet meer, en ik mis het soms wel. Want wat is het leuk, lesgeven aan die kleintjes...


In een lang schimmig verleden (althans het was keurig, maar dat begint wat minder smeuïg) ging ik eens naar een taalcongres. Hier heb ik een dag rondgelopen en aan van alles mee gedaan.

TPRS
Zo volgde ik er een workshop TPRS: Teaching proficiency through reading and storytelling, bij de man die dit ontwikkelde, Blaine Ray. Een waanzinnig inspirerende workshop waar ik direct meer mee wilde doen. Op dat moment had ik echter niet de mogelijkheid om dit toe te passen. Later zat mijn oudste dochter in groep 7 bij een enthousiaste meester die mij uitnodigde om bij hem Engels te geven. Toen ik aangaf dat door middel van TPRS te willen doen werd hij alleen maar enthousiaster.

Wat TPRS is? Hmm... dat is een lang verhaal. Ik zal er later nog eens uitgebreider over vertelen, maar laat ik het er voor vandaag bij houden dat het gaat om verhalen vertellen, waarbij de leerlingen zelf heel veel invloed hebben op de voortgang van het verhaal. Ik durfde het als beginner in het basisonderwijs en zonder enige ervaring met TPRS niet aan om de leerlingen echt het hele verhaal te laten bepalen, maar ik liet stukjes open die zij mochten invullen. Waar het om ging was dat ik eindelijk verhalen kon vertellen. En dat deed ik. Eerst het verhaal van 'the blue boy and the purple peanut'. Daarna het verhaal over een pinguïn die wil dansen maar de juiste schoenen niet kan vinden. Ik verzon de kern van het verhaal zelf, liet de kinderen de details invullen en maakte boekjes met het verhaal in geschreven vorm en vragen daarbij.

Leergierig
Voor de rest las ik voor. Roald Dahl is altijd een goed idee, en omdat veel kinderen zijn verhalen al kennen, kun je best in groep zeven of acht zo'n boek voorlezen. Dat wat ze niet verstaan of begrijpen kennen ze nog wel een beetje van de Nederlandse versie immers. Ook liet ik de kinderen in groepjes een quiz maken en in het Engels complimenten geven aan elkaar. Mijn laatste keer lesgeven in groep 7 en 8 besloot ik met een taalcircuit. Wel een organisatie, maar wat was het leuk; de kinderen deden een quizje, bestelden in het Engels wat te drinken en lieten zien wat ze geleerd hadden. Verreweg de meeste van de kinderen die ik zo les gaf waren namelijk heel leergierig en enthousiast. Engels was een interessant beetje exotisch vak, een voorbode van de middelbare school waar ze best naar uitkeken. Toch stopte ik ermee, omdat ik een flink stuk meer ging werken en mijn baan niet langer met het vrijwillige werk op de basisschool kon combineren. Soms mis ik het nog.

Bron: Pixabay.com


Echte kleintjes
Vorig jaar heb ik wel een paar keer iets nieuws uitgeprobeerd: lesgeven aan nog jongere kinderen. Groep vier. Het was uitdagend, om hun aandacht er telkens bij te houden, maar wat hadden ze er een plezier in! En ik natuurlijk ook. Dit keer vertelde ik geen verhalen TPRS-stijl, maar deed ik het anders. Ik had op mijn werk namelijk een boek over Engels op de Vrijeschool gevonden, gericht op de onderbouw (basisschool). Dit hield in dat we elke les versjes opzegden, liedjes zongen en spelletjes deden. Zo leren, dat het niet aanvoelt als leren zeg maar. Omdat het niet het hele jaar was, maar slechts een paar keer was het goed vol te houden. Ook deze lessen sloten we op gepaste wijze af: met een echte Engelse afternoon tea. Voor mij een goede combinatie:Engels, blije kinderen en lekker eten. Kijk, en toen dat werd geserveerd had ik dus geen enkele moeite meer om hun aandacht er bij te houden!


Zoals gezegd geef ik al een tijd geen Engels meer op de basisschool, maar mijn kinderen krijgen tegenwoordig wel Engels, al vanaf groep 1. Het is nu te kort dag, voor volgende week en de week daarna staan de laatste stukken voor de zomervakantie al klaar, maar bij deze beloof ik dat ik na die vakantie hier nog eens over schrijf; hoe mijn kinderen nu Engels krijgen op de basisschool en wat ik daarvan vind. Cliffhanger tot en met september is dit!

maandag 21 mei 2018

Rerun: Een week uit het leven


Voor eenmaal de tweewekelijkse herhaling niet op donderdag, maar - in verband met Pinksteren- op maandag. Nu ik het een paar keer over De Burn-out heb gehad vond ik het wel tijd worden om terug te blikken op een stuk dat ik begin april vorig jaar publiceerde. De week die ik beschreef vond twee maanden daarvoor plaats, begin februari. Met de kennis van nu kan ik in de beschrijving van wat ik in een doorsnee week deed de burn out al zien aankomen. Toen zag ik dat niet. Lezen jullie mee?


Vandaag een overzicht van wat ik zoal doe tijdens een willekeurige week. Laten we eens beginnen op maandag. Goede dag om mee te starten, toch?

Maandag.
Gister heb ik de hele dag niets gedaan voor mijn werk en eigenlijk baal ik daarvan; ik heb een stapel achterstallig nakijkwerk. Eigen schuld, want het zijn vooral kijk-en luisterverslagen. Die vind ik stom om na te kijken. Duurt in verhouding heel lang en – aangezien een klas samen dezelfde film kijkt- lees ik 25 tot 30 keer dezelfde samenvattingen over dezelfde film. Saai!!!Dus laat ik het te lang zitten. Nu liggen er dus nog 50 plus verslagen plus proefwerken en deze week volgen er nog twee klassen.. Help!! Dus sta ik – op deze voor mij vrije dag- extra vroeg op en kijk eerst een uurtje na voor de kinderen op staan. Als ze op school zitten is het tijd voor het huishouden. Voor de rest prep ik wat eten zodat ik op school voldoende te eten heb, een goed begin...

Bron: Pixabay.com

Dinsdag.
Eerste werkdag van de week. Weer sta ik vroeger op, kijk ik een half uurtje na en ontbijt dan met mijn kinderen. Rond half tien vertrek ik naar school, waar ik nog snel wat kopieer voor het eerste lesuur losbarst. Ik geef les tot 15.05, het laatste uur is een klassenuur met veel leuke gesprekken. Ik had deze dag niet veel pauze, maar dat is normaal. Ik heb kunnen lunchen en tussendoor naar de wc kunnen gaan, en dat is soms wel eens anders. Wel drink ik veel te weinig, en eigenlijk wil ik nog wel een kop thee, maar als ik het lokaal netjes heb ben ik vijf minuten te laat voor een gesprek met ouders. Na dit gesprek praat ik nog even na met de collega van de ondersteuning en rond half vijf vertrek ik weer naar huis. Vandaag hadden twee klassen een proefwerk, dus mijn nakijkmap puilt behoorlijk uit. Eenmaal thuis hoef ik gelukkig niet te koken en heb ik deze week ook geen bijles. Gelukkig, kan ik lekker vroeg op bed. Na nog een beetje nakijken natuurlijk.

Woensdag.
Herhaling van gister, maar langer en drukker. Een collega heeft een kindje gekregen en dus eet ik me misselijk aan drie beschuiten met muisjes. Zo heeft dat preppen van gezonde lunches ook niet veel zin. Zucht. Als ik om vier uur klaar ben met lesgeven wil ik eigenlijk nog wat nakijken en werken aan de planning voor de komende tijd, maar ik heb zoveel mailtjes te beantwoorden, dat ik om vijf uur mijn lokaal uitloop en nog niets verder ben.

Donderdag.
Ook vandaag begin ik de dag met een half uurtje nakijken. Een stapel proefwerken is klaar! Zelfs de cijfers staan al in mijn agenda. One down, two to go! Nou ja, en die kijk-en luisterverslagen dus. En volgende week volgt er nog een proefwerk. Niet aan denken, werkt demotiverend. Ik heb maar vier lessen, maar 's middags staan twee vergaderingen op de planning; van half drie tot kwart over vijf, met een kwartiertje pauze er tussenin, en op de een of andere manier voelt dat soms als harder werken dan voor de klas staan. Behoorlijk moe kom ik thuis. Geen zin om te koken, dus oudste dochter mag naar de Chinees.

Vrijdag.
Officieel heb ik vandaag vrij en normaal gebruik ik deze dag om lekker te tikken, maar er is nog steeds zoveel nakijkwerk en er is van alles aan de hand in mijn mentorklas dat ik de hele ochtend kwijt ben met mailen, bellen, planningen uitwerken en nakijken. Strontchagrijnig word ik ervan. En recalcitrant. Ik besluit ook niet te schrijven, maar verdwijn naar mijn schrijfzoldertje met een boek. Voor een klein uurtje, want dan is het alweer tijd de kinderen van school te halen. Oh well, volgende week is het weer vrijdag.

Zaterdag.
Vandaag ben ik echt vrij. Ik ben een dag weg en heb niet eens de kans om iets aan mijn werk te doen, al zou ik het willen. Heerlijk!

Zondag.
Ook vandaag is een vrije dag en na het uitmesten van mijn schrijfzolder vind ik tijd om wat te schrijven en te knutselen. Erg fijn, en na het avondeten trek ik het nog om wat na te kijken. Ein-de-lijk zijn de kijk-en-luisterverslagen af. Victory!! Kijk dat is een fijn begin van de week morgen. Beetje jammer dat ik veel te lang doorga en niet goed kan slapen. Nou ja, je kan niet alles hebben. Morgen weer een nieuwe week!


Ter vergelijking zal ik aanstaande donderdag een nieuw blog plaatsen met hoe een gemiddelde week er op dit moment uit ziet. (En daarna gewoon weer de nieuwe berichten op maandag en om de andere donderdag een herhaling. Voor iedereen in de war raakt…)




donderdag 26 april 2018

Rerun: Muziek, de sequel


Vandaag in de herhaling een stuk dat eerder in 2017 verscheen. Het is een vervolg op een blog waarin ik vertelde over een van mijn favoriete projecten; het music project dat ik doe in de achtste (=tweede) klas. Later dit jaar zal ik eens een nieuw bericht schrijven over een project dat ik met mijn zevende klassen doe. Vandaag - het is tenslotte throw back Thursday - eerst een terugblik. 



Na de eerste clipjes volgt er in dit eerste deel van het muziekproject nog een raar liedje met een bijzondere clip. Deze kijken we, met de tekst erbij, tot het moment dat de buurjongen bij het speciale meisje aanbelt. Eerst stel ik vragen zodat ik er zeker van ben dat ze de tekst tot dat moment begrijpen en daarna gaan we weer brainstormen: wat zou er nu gebeuren? De buurjongen heeft niet veel goeds in de zin, maar dan? Hierna bekijken we de rest, een totaal bizar en surrealistisch einde van het lied. 




Wat ik dan weer bijzonder vind, is dat op de eerste scholen waar ik werkte en dit project deed, leerlingen dit einde niet begrepen, of er tegen in opstand kwamen. 'Ja, maar dat kan toch helemaal niet?!'. Op mijn huidige school heb ik die reacties tot nu toe niet gekregen. De leerlingen begrijpen het niet alleen, maar kunnen er ook in mee gaan. Ik vind het een mooie constatering dat out-of-the-box denken voor mijn huidige leerlingen gewoon is, en een niet realistisch einde prima kan. Kunst, weet je.

Voorspellen
Bij het laatste liedje, met een mooie mini-film als videoclip, stop ik de clip op het moment dat de hoofdpersonen handen vasthoudend een plan bedenken. Wat dat plan zou kunnen zijn? De leerlingen kennen Jolanda en haar rare liedjes inmiddels. Hij gaat eraan.

https://www.youtube.com/results?search_query=goodbye+earl+dixie+chicks+official+video 


En dat klopt.


Nu zelf

Na dit eerste deel van het project wordt het tijd voor het tweede. Ik laat hierin eerst een plaatje zien van een jongen en een meisje. Weer gaan leerlingen nadenken over wie de mensen in de film zijn en in groepjes bedenken ze (vaak de prachtigste en meest bizarre) verhalen over wie deze mensen zijn, en wat muziek voor rol zou kunnen spelen in hun verhaal. Dan blijken deze mensen de hoofdpersonen te zijn in een prachtig kort filmpje waarin een mixtape een rol speelt. 

Zo komen we bij het verschijnsel mixtape. Wat is dat eigenlijk? Stel je voor dat jij een mixtape zou maken met muziek die jij speciaal vind, welke 10 nummers zouden daar in elk geval op komen? Dat wordt huiswerk.

Presentaties
In de les daarna laat ik de leerlingen hele kleine fragmentjes luisteren van de tien nummers uit mijn eigen mixtapelijst en mogen ze stemmen. De drie populairste nummers worden mijn top drie, democratisch besloten. Zelf mogen ze hun eigen top tien ook inkorten tot een top drie. Ik kies uit mijn top drie een nummer en daarover houd ik een korte voorbeeldpresentatie. Drie tot vijf minuten lang, waarin ik in het Engels vertel waar het lied over gaat, wie het uitvoert en waarom ik het een bijzonder nummer vind. Dat is het moment dat mijn deel ophoudt en leerlingen hun muziek mogen laten horen en erover vertellen.


Tijdens die muziekpresentaties hoor ik elk jaar wel weer een nummer dat ik niet kende, maar waarvan ik de muziek (of onderstaand videoclip) intrigerend vind.




Of een tekst die me terugbrengt bij mijn eigen puberteit.





Als je dan toch moet leren om een praatje te maken in het Engels dan is voor heel veel leerlingen praten over muziek een mooi begin. Na al die tijd door mij lastig te zijn gevallen met mijn muziekjes, kunnen ze nu hun eigen favorieten laten horen. Shawn Mendes of Justin Bieber als wraak voor de mixtapefragmentjes van Deftones, Medieval Baebes, Kartellen en Radiohead van mij. Het mag allemaal. Al ben ik blij en opgelucht dat er ook leerlingen komen met zoiets



Heb ik ook nog wat leuks om naar te luisteren.

maandag 2 april 2018

Rerun: Paasbericht


Normaal gooi ik eens per twee, drie weken op donderdag een bericht van vorig jaar in de herhaling, maar omdat het Pasen is heb ik dat deze week omgewisseld. Vandaag dus een Paasberichtje van vorig jaar, aanstaande donderdag een nieuw bericht.

Wel krijgen jullie nog de goede antwoorden van de paasquiz van vorige week maandag. Vraag 1 was C, vraag 2 was A (vandaar dat wij nog steeds hebben over de Easter bunny, al is deze in Nederland veranderd in een haas, en er volop eieren zijn. Heeft allemaal met onze heidense voorouders te maken!), vraag 3 moest Ostara (C) zijn (hieruit zijn bv de Duitse en Engelse namen voor het Christelijke Pasen ontstaan: Oster en Easter) en bij vraag 4 was het antwoord B, de Romeinen. (De Romeinen verboden het heidense gebruik om elkaar eieren cadeau te geven namelijk. Omdat mensen dit nog steeds wilden blijven doen, gebeurde dit voortaan in het geheim. Vandaar dus het verstoppen!) 



Omdat het Pasen is deel ik vandaag het verhaaltje met jullie dat ik afgelopen week met mijn klassen behandelde. Lees, geniet en wees niet te scheutig met de chocolade eitjes. Vandaag mag het!


Bron: Pixabay.com





The Bunny Tale

(by Del "Abe" Jone)



I thought it was a kitty cat

But saw it was a rabbit

He was hopping down the trail
And then he stopped to sit.

He looked back at me 
And wiggled his nose
Seems he wanted me to follow
So, I quickly arose.

I started down that trail
Amongst the forest's trees
As that rabbit scurried off
As quickly as you'd please.

He stopped at the next bend
He once more looked at me
And as I moved nearer
He turned once more to flee.

I moved deeper in the forest
It was dark and kinda silent
I looked around the trail's curve 
To see where that rabbit went.

He sat in an open clearing
Of clover covered ground
Amidst a group of creatures
That had gathered around.

They all watched me warily
But, they didn't turn to run 
The rabbit said, "Come join us.
Come join in our fun."

I asked, "How do you speak?
Am I losing my mind?
If I close my eyes and look again,
I wonder what I'll find?"

He said, "You're in our world now, 
And if you'll truly believe,
You will be amazed at things
Your heart and mind perceive."

"You will see life as it should be,
If you'll take the time to look.
You'll find all those stories true, 
As told in the fairytale book."

"You'll see we live in peace,
And nearly perfect harmony.
You'll learn what it really means
To be happy, safe and free."

I sat down with legs crossed 
And said, "Please tell me more.
This sounds like the very place
That I have been searching for."

"I'm tired of all the hassle
Of this world in which I live
Where they all think, I want to take, 
When I only want to give."

"It's a plastic/cardboard place
Where nothing's really real.
Where so many things are only said,
Without the will to feel."

"So, if I like it here with you 
Will I be able to stay?
Or will you force me to return
To where they play those games they play?"

He said, "Humans are so foolish!
They are filled with hate and greed
They rip the life from the Earth 
After they've planted its seed."

You say you want to stay with us
But, that can not be allowed,
For if we welcome one of you
Before long, there'll be a crowd."

"We will let you stay for awhile 
Try to teach you what we know
That this World can live in Peace
And then, you'll have to go."

But then I awakened
And realized, I'd dreamed
But I can't get over how real
That Easter Bunny seemed!